Wie is bang voor abstracte kunst?
De beeldende kunst dreef de laatste decennia almaar verder af van modernistische credo's. Abstractie is out. Schilderen ruimde de baan voor video, installaties en tekst. Zolang er maar geen verf of doek aan te pas komt is het oké. Je kunt je zelfs niet zo meteen een toonaangevend artiest voor de geest halen die nog zuiver abstract werk maakt.
Daar zijn veel redenen voor, maar de belangrijkste is wel dat kunstenaars zelf een frontale aanval op 'zuivere' kunst lanceerden. Twee maal zelfs. De anarchistische dadaïsten laakten al na de Eerste Wereldoorlog het gebrek aan sociale relevantie (en dus de burgelijkheid) van het modernisme. In de jaren zestig hernamen conceptuele kunstenaars van alle slag die aanval met zowat dezelfde argumenten. Hun kunst liet zich besmetten door de moderne samenleving om er virulente kritiek op te formuleren. Dat zette maatschappelijk niet veel zoden aan de dijk, maar het creëerde wel een nieuw model voor de kunst. Dat maakt nog altijd opgang.
In de dans geldt in zekere zin hetzelfde. Alom klaagt men dat dansers almaar minder vaak dansen. Maar kan het wel anders als de danskunst zich met beide voeten in de werkelijkheid wil plaatsen en er commentaar op wil geven? Het podium is trouwens de uitgelezen plek daarvoor, want als er één 'sociale' kunst is, dan wel de podiumkunst. In turbulente tijden als deze kan theater wat inzicht bieden.
Toch pikken mensen dat niet makkelijk. Een groot deel van het publiek laat zich liever inpakken door 'schone bewegingen', ongeacht waarvoor die staan. Dat is een conservatieve, maar begrijpelijke reflex. Je wil niet altijd met de waarheid om de oren geslagen worden. Dans mag je ook wel eens bevestigen in je welbevinden, of niet? Danskunstenaars die dit publiek willen plezieren moeten het vormelijk experiment dan ook niet te ver drijven: er moet een zeker respect zijn voor de conventies van het genre. Het moet niet alleen beweging op het podium dus dans zijn, het moet er ook op lijken.
'Still Live' van Salva Sanchis valt in deze situatie tussen twee stoelen. Dit gesofisticeerde vormexperiment staat ver weg van de drukte van de buitenwereld. Een complexe set van parameters en afspraken smeedt de sterk verschillende improvisaties van drie sterke performers om tot een coherente eenheid. Je voelt die eenheid eerder dan je ze kunt vatten of benoemen. Abstractie zoals je ze ook in de schijnbaar willekeurige verspatten van Jackson Pollock aantreft.
Hoe mooi dat ook is, je weet niet goed wat je er nu nog mee aan moet. Het is geen dans die, zoals ballet, een sterke conventie volgt en dus gemakkelijk te verteren valt. Integendeel, de kunst bestaat er hier in de willekeurigheid net op het nippertje te vermijden. Dat ligt niet makkelijk bij liefhebbers van 'echte' dans. Maar wie in dans iets meer op zoek is blijft evenzeer op zijn honger. Waar is het zout in deze pap? Wat hebben wij te maken met dit maagdelijk experiment?
Is er dan nog ruimte voor dit soort dans?