Dansen tegen de bierkaai
"We moeten geen angst hebben om belachelijk te zijn", merkte choreograaf Marc Vanrunxt ooit langs zijn neus weg op. Het tekent zijn werk: hij drijft de ernst van zijn expressionistische theatraliteit soms zo ver door dat ze omslaat in kitsch. Dat is voor het postmoderne cynische oog ridicuul en tegelijk ondraaglijk. Vanrunxt plaatst immers nergens aanhalingstekens. Van Runxt is expressionist tot in de kist (geen grap).
Ook in Raum bestormt Vanrunxt het theatrale 'fatsoen'. Enkel hij kan het bedenken om Champ d'Action te vragen tweemaal anderhalf uur Morton Feldman op de kijker los te laten. Muziek die zo ver uitdeint in ruimte en tijd dat er totale stilstand ontstaat. Op de eerste beweging, 'Patterns in a chromatic field', laat hij drie dansers naakt en ruggelings het podium oversteken. Daarna doen ze dat over met kledij. Even krijg je een glimp van dans als een van hen molenwiekt, maar weer lopen de actie dood: de dansers zinken neer op de stoelen terwijl de tijd verglijdt. Pas bij het slot komen ze weer recht, al is dat slechts om ettelijke keren als een blok neer te storten.
Enkel de lakens die de kunstenaar Koenraad Dedobbeleer en Kristof Van Gestel uitspreiden op het podium lijken dit ritueel te nuanceren. Het is alsof ze een feest voorbereiden. Of is het een begrafenismaal?
Dat 'feest' komt in het tweede deel, op 'Crippled Symmetry'. Nu zit het publiek tussen de dansers, die elk een eilandje van reflecterend materiaal bezetten. Hun rood-wit geschminkt, uitdrukkingsloos gelaat en hun extatische gebaren roepen een ritueel op, zeker als ze daarna rond gaan tollen.
Alleen, hoe dicht je er ook op zit, je blijft een buitenstaander. Ze blijven op hun eilandje. Er is gewoon geen gedeelde grond om 'mee te doen'. Tot de dansers uit hun kring komen en de toeschouwers even aanraken. Dat is een genereus moment: de aanraking doorbreekt de regel dat toeschouwers en acteurs tot gescheiden werelden behoren.
Merkwaardig is dat Raum dezelfde structuur heeft als het fenomenale Endless House van William Forsythe. In een eerste deel kijk je frontaal naar een onbegrijpelijke poespas, in een tweede deel loop je verloren in het rituele spektakel om je heen. Waar Forsythe op uit was is duidelijk: hij wilde de balletconventies kraken om een nieuwe verhouding tussen de kijker en het stuk te installeren. Wat Vanrunxt wil is even duidelijk en net omgekeerd: hij wil de belofte van de dans, dat ze vereniging, extase tot de dood kan oproepen, redden. Tegen beter weten in, ongetwijfeld. Onverbloemd masochisme, zeker. Maar zijn koppigheid siert de man.