Cultureel toerisme
Vertaalde opera’s maken het de toeschouwer gemakkelijker maar ontnemen hem ook een kans, een unieke kans. Iets van het Italiaans bij Mozart of Verdi te leren, iets van het Russisch bij Moessorgsky...
Cineast Werner Schroeter heeft eens een groepje Belgische cinefielen uitgemaakt omdat ze klaagden dat zijn films (vaak Duits, Frans, Engels gesproken) niet ondertiteld waren. Schroeter zei zeer terecht dat ze geen liefhebbers van film konden zijn als ze ook geen liefhebbers van gekende en ongekende talen konden zijn. Als men van Japanse films houdt, kan men niet anders dan verlangen ooit Japans te zullen begrijpen...
Bovendien vragen dingen als opera, muziek en nog een paar andere dingen meer zoals liefde en vriendschap, om getest te worden aan de tijd. De ontdekking gaat gepaard met het altijd verder onthullen: test van de tijd die het tijdelijke uitschakelt. Wat ik nu niet begrijp, begrijp ik morgen, misschien. Ondertussen kan het mij niet deren om er nu al van te houden. Het enige wat daarbij van belang is, is dat de eerste ontmoeting een revelatie wordt. Dat men bij de eerste contactname merkt en beseft dat dit een nadere, diepgaande kennismaking kan verantwoorden. Daarom is de minimale - overtuigende - kwaliteit onontbeerlijk. Daarom ook moet de onovertuigende middelmaat vervloekt worden. Perfectie is in de opera waarschijnlijk niet mogelijk maar welke beloften kunnen er niet onder imperfectie schuilgaan? Soms kunnen deze tekortkomingen echter zo ba-naal of zo groot zijn dat ze radicaal afstompen en afstoten.
Er zijn verschillende goede redenen om het toerisme te koppelen aan een opvoering van Wagners Ring der Niebelungen, zoals dit in Engeland gedaan werd door de Sadler’s Wells. De opera werd gespreid over vier dagen, met aanvangsuren tussen 16u30 en 18u30, met 15 uur muziek. Evenveel uur heeft de toeschouwer nodig om terug op z'n plooi te komen tussenin en tussendoor. Wie zoiets wil meemaken kan dat moeilijk tussendoor, kan dat moeilijk tussen zijn gewone activiteiten door. Praktisch is dat al bijna niet mogelijk, want wie kan er nu om halfvijf in de opera zijn? Bovendien vergt het bijwonen van een volledige Ring-cyclus een tijdsinstelling die men nu alleen nog meemaakt als men ver van huis is, ver van al zijn bekommernissen van dagelijkse en praktische aard. Met va-kantie, in het buitenland of zo.
Daarom vond ik het een leuk idee van de Sadler’s Wells om aan de Londenaren (en andere toeschouwers die de Ring te Londen niet hadden kunnen zien) de mogelijkheid te scheppen hun opvoering in de provincie te gaan bekijken. Er werd dus zo'n soort inclusiefreisje georganiseerd van zes overnachtingen, heen- en terugreis, kaartjes voor de vier avonden. Alles voor een goede vijfduizend frank voor twee personen.
Ideaal in mijn ogen is dat de mensen uit Londen voor een operacyclus als die van de Ring naar een provinciestad als Bristol zouden gaan en omgekeerd. Uiteraard niet om de spoorwegen en het toerisme ook iets te gunnen. Maar gewoonweg omdat men de tetralogie het beste meemaakt in een sfeer van vervreemding. Het is iets ongewoons.Wat destijds ‘sacraal’ betekende, heet nu iets dat zich afspeelt buiten de bekommernissen van de arbeid. In de vrije tijd. In de vakantietijd. Cultureel toerisme? Ja, en dat lijkt me misschien de enige vorm van toerisme die zinvol kan genoemd worden, en misschien ook de enige vorm van culturele activiteit die zinvol is?
Resumerend: ik geloof niet in de mythe van de decentralisatie; ik vind het verplaatsen en versjouwen van kunst- en cultuurwerken nogal een nefaste bezigheid. Vermits de mensen zich toch zo graag verplaatsen, laat hen dan reizen.