CONCRETE ABSTRACTIE: DANS

Achtergrond 1 Jan 2006Dutch

item doc

Something Raw focust dit jaar op cross-overs tussen hedendaagse dans en beeldende kunst. Pieter T'Jonck staat stil bij dit (schijn)huwelijk.

De positie van de dans als 'kunst' was historisch steeds precair. Van oorsprong een sociaal of religieus ritueel belandde de dans in het westen op het podium als vulmiddel voor ernstiger werk. Pas zeer laat verzelfstandigt dans zich tot een eigen genre, met een eigen instituut en traditie. Niet toevallig stammen de grote balletwerken zonder uitzondering uit de (late) negentiende eeuw. Tegen het einde van die eeuw maken een aantal, vaak vrouwelijke, kunstenaars zich echter los uit het korset van de klassieke conventie om een meer 'authentieke' stem te laten horen. Ze drijven mee op de golf van 'symbolistisch' theater dat geen verhaaltje meer wil vertellen maar een 'verborgen' waarheid of werkelijkheid wil tonen. Een theatermaker als Cordon Craig, wiens naam in één adem genoemd wordt met choreografe Isadora Duncan, demonstreert 'par excellence' dat dit streven een theatervorm opleverde die intens reflecteerde over de (mogelijkheden van) zijn eigen beeldmiddelen. Meer zelfs, enkel aan die eigen beeldmiddelen, zoals bewegende lichamen, ruimte, licht, tijd - dus niet uit tekst of theatrale conventies - kon ware betekenis en/of ontroering ontleend worden. Beeldende kunst of, in Craigs geval, architectuur, was voor deze beweging als 'autonoom' medium een lichtend voorbeeld. Het duurde niet zo lang - in politiek opzicht tot WO I en in artistiek opzicht tot de opkomst van 'Dada' - vooraleer velen beseften dat het symbolisme schaamteloos de sacrale oorsprong van theater usurpeerde. Ook hier wees beeldende kunst de weg naar een danspraktijk die zich onttrok aan de voogdij van de 'goede smaak' en de 'idées reçues' om een kunstvorm te worden die de barrières met het 'echte' leven kon slechten.

Veel baanbrekende ontwikkelingen van de hedendaagse dans vinden hun oorsprong in de ontwikkelingen die zich toen al aftekenden. Een constante is de zoektocht naar een eigen vormentaal, nu eens met sacrale intenties (Graham), dan weer als een viering van de loutere beweging (Cunningham) of tenslotte als een ironisch-kritische reflectie op de werkelijkheid van alledag ('Judson Group'). Steeds weer modelleren die praktijken zich, vaak niet eens zo impliciet, naar wat in de beeldende kunst opgang maakte, van het expressionisme bij Graham over het abstract expressionisme of minimalisme bij Cunningham tot het neo-dadaïsme van de Judson Group. Die tendens geldt ook voor de hedendaagse danspraktijk. Onveranderlijk gaat het om operaties binnen het medium zelf die zich in meerdere opzichten legitimeren door of spiegelen aan beeldende kunst. Vooreerst gaat het om de claim op artistieke autonomie, los van de wetten en grillen van instituties of de verlangens van het hongerige, voyeuristische publiek. Kortom, een claim op erkenning als kunst, niet als ontspanning. Meteen volgt daaruit een soort waarheidsaanspraak: binnen zijn eigen formele grenzen kan en moet dans over meer gaan dan mooie patroontjes. Of dat nu een eeuwige dan wel een sociaal relevante waarheid is, doet minder terzake. Wel relevant is dat choreografen niet zonder jaloezie merken hoe vanzelfsprekend die waarheidsaanspraak in beeldende kunst is. Al even jaloers is men op de vrijheden die beeldend kunstenaars, vooral binnen de performance, zich veroorloven om hun werk op te vatten als een loutere geste, een slimme greep binnen een complexe (kunst-) historische context. Veel 'conceptueel' danswerk drijft op dit élan. Als de meest abstracte vorm van theater is die aanspraak van de dans ook niet onterecht.

Een en ander stuit ook op heel wat weerstanden die eigen zijn aan het medium zelf. Dans is immers niet alleen de meest abstracte theatervorm, ze is tegelijk - en dat is het grote verschil met recente beeldende kust - hyper-concreet door zijn basismaterie, het bewegende, actueel aanwezige lichaam. Uiteraard werd dans de laatste decennia beter dan ooit gedocumenteerd door de opkomst van video. Daardoor ontwikkelde de danspraktijk een zekere historische diepte, wat recent de aanzet vormde voor het soort discursieve omkadering dat beeldende kunst al eeuwen begeleidt. Dat neemt echter niet weg dat dans, als levende praktijk, aan andere wetmatigheden gebonden is. Herhaalbaarheid, met al zijn implicaties, gebondenheid aan het moment en de persoon van de performer, de impact van het repetitieproces op het uiteindelijke 'product' maken van dans een wezenlijk ander medium, ook qua discours. Werkelijk sterke dans exploiteert die tweespalt tussen het hyper-concrete en het abstractdenkbeeldige op een manier die in beeldende kunst onmogelijk is. Elke vergelijking loopt inderdaad mank...

2006, jg., nr.1, p.4 (katern)