'Mijn dansers en acteurs moeten kwetsbaar durven te zijn': JAN FABRE leidt dans op Festival van Avignon
'Mijn dansers en acteurs moeten kwetsbaar durven te zijn'
JAN FABRE leidt dans op Festival van Avignon
(tijd) - De Antwerpse kunstenaar Jan Fabre is dezer dagen de ongekroonde koning van Avignon: als 'artiste associé' werd hij door de leiders van het wereldberoemde Festival d'Avignon uitgenodigd om voor deze uitgave mee het programma op poten te zetten en zijn artistieke stempel op het geheel te drukken. Het gevolg: een tentoonstelling van zijn eigen beeldend werk, vier eigen podiumproducties en een rist Belgische vrienden-artiesten die mee komen acteren, regisseren, debatteren en zelfs zingen. Jan Fabre: 'Dit is fantastisch natuurlijk. Ik heb hier voor het eerst alle aspecten van mijn werk bij elkaar gebracht.'
Toen we enkele weken geleden in Avignon waren, om de opening van Fabres tentoonstelling 'For intérieur' in het Maison Jean Vilar te bezoeken, viel het al op. Er was één Belgische journalist aanwezig (ondergetekende MR) en 18 Franse kranten, radio's en tv-zenders, die alle in de rij stonden voor een interview. Jan Fabre, vaak geen sant in eigen land, is 'hot' in Frankrijk. Zijn solotentoonstelling 'For intérieur' in het Maison Jean Vilar loopt al sinds begin juni. Als theatermaker opent hij het 59ste Festival d'Avignon volgende week vrijdag met zijn nieuwe danstheaterproductie 'L'Histoire de Larmes' op de 'Cour d'honneur' van het Palais des Papes. Hij herneemt de week nadien zijn productie 'Je suis Sang' op dezelfde plek, en in het Théâtre Municipal van Avignon speelt Dirk Roofthooft een nieuwe tekst van hem, 'De Koning van het Plagiaat', een wereldpremière. Ook 'De Keizer van het Verlies' wordt hernomen.
Avignon wordt de volgende drie weken nog meer Belgisch, want Fabre nodigde bekende landgenoten uit. Wim Vandekeybus, Jan Decorte, Arno, Arne Sierens, Jan Lauwers en Needcompany, Anne-Teresa De Keersmaeker en nog vele anderen komen hun artistieke ding doen. En niet geheel toevallig komt er nog een reeks boeken over Fabre uit, waaronder een fotoboek bij de Franse uitgeverij Actes de Sud met alle bekende fotografen die zijn werk ooit fotografeerden: Helmut Newton, Robert Mapplethorpe, Dirk Braeckman, Carl De Keyser, Maarten Vanden Abeele, Nan Goldin en zelfs Tijd-fotograaf Jean-Pierre Stoop. Met die foto's wordt ook een tentoonstelling gemaakt op het festival Rencontres Internationales de Photographie in het nabije Arles, dat dinsdag opent.
Is dat nu een hoogtepunt voor u, wat hier in Avignon allemaal gebeurt?
Jan Fabre: 'Dat is fantastisch natuurlijk. Maar nog belangrijker, en iets wat ik al jaren niet meer gedaan heb: ik heb hier alle aspecten van mijn werk weer bij elkaar gebracht. Beeldende kunst en theater, in alle vormen. Vroeger wilde ik aparte tentoonstellingen en aparte theatervoorstellingen, zodat er geen potpourri ontstond. Het zijn voor de meeste mensen ook twee totaal verschillende werelden. Hier komt het bij elkaar: honderdduizend mensen gaan nu alle aspecten van mijn werk zien.'
Als u in één zin zou moeten samenvatten: wat is de rode draad in Avignon?
Fabre: 'Er hangt hier overal een grote affiche, met 'The Search for Utopia', het beeld van de grote schildpad waarop ik zit. Het oorspronkelijke beeld staat op het strand van Nieuwpoort. Het draait om het idee dat ik als kunstenaar en als mens door een van de oudste nog levende dieren naar 'de andere kant' gebracht word, naar Utopia, naar de ruimte van de verbeelding. Dat is mijn 'fil rouge'. Mijn voorganger vorig jaar,Thomas Ostermeier, had gekozen voor sterke theatermakers, zoals Luk Perceval, Christoph Martaler, Frank Castorf, meer mensen van het Duitse Schauspielhaus. Ik koos meer voor kunstenaars met een eigen universum, een eigen oeuvre, zoals Romeo Castellucci, Marina Abramovic. Ik probeer het festival open te breken, niet alleen naar theater en dans, maar ook naar wetenschap, filosofie, performance, beeldende kunst. Zoals dit festival eigenlijk ook begonnen is, met oprichter Jean Vilar: die werkte met kunstenaars als Picasso.'
Sinds kort heeft u aan de rand van de Antwerpse Seefhoek een eigen theater met twee zalen. Ook in die werkplaats brengt u alle aspecten van uw werk weer samen. Is Andy Warhols 'Factory' in New York een inspiratiebron geweest?
Fabre: 'Mijn hele organisatie steunt op drie pijlers, die de verschillende facetten van mijn werk vertegenwoordigen. Angelos staat voor de beeldende kunst, Janus voor filosofie en wetenschap en Troubleyn, tegelijk het moederhuis, voor de podiumkunsten. Het festival in Avignon kan je als een driedimensionale Janus beschouwen. Toen ik schreef aan 'Angel of Death', dat geïnspireerd is op de figuur van Warhol, stelde ik vast dat ik op die diverse terreinen de wereldtop persoonlijk ken. Via Janus heb ik contact met filosofen als Jean Baudrillard, Peter Sloterdijk of John Berger, via Angelos met kunstenaars als Marina Abramovic of Alberto Garruti, via Troubleyn met William Forsythe of Romeo Castellucci. Dat is uniek. Die drie facetten van mijn werk komen nu eindelijk samen op één plek. Beschouw ze als mijn kantoren en ateliers, net zoals Warhols 'Factory' dat was in de vroege jaren 80. Het wordt een laboratorium voor het grensverkeer tussen die verschillende domeinen.'
Is daar ook ruimte voor andere kunstenaars?
Fabre: 'Omdat ik de spilfiguur ben, produceren we in het Troubleyntheater niet gelijk wat, zoals in een gewone werkplaats. Alles vertrekt vanuit mijn organisch gegroeide contacten met kunstenaars en denkers. Jonge popgroepjes als The brand of Zita Swoon werkten mee aan vorige producties, en repeteren of treden op in Troubleyn. Dansers die aan mijn voorstellingen meewerkten kunnen hier hun eigen werk tonen. 'Aisthesis', een universitaire werkgroep over podiumkunsten, krijgt hier een vaste stek. Kunstenaars als Abramovic, Garrutti, Forsythe, Hugo Claus of Henk Visch zullen in het Troubleyn-gebouw permanente werken aanbrengen. Als ik het gebouw ooit teruggeef aan de stad, zal het daarom deze tijd weerspiegelen.'
'Die mix van verschillende mensen creëert een belangrijke meerwaarde. Marina Abramovic praat hier met mijn dansers en acteurs. Ze zullen eten en drinken met een servies dat zij ontworpen heeft. Dat geeft een heel andere band met een oeuvre en een artiest dan wanneer je het allemaal uit de 'boekskes' zou halen. Ik heb er altijd naar gestreefd dat mijn acteurs en dansers geconfronteerd werden met andere denkwerelden. Hier wordt dat de gewoonste zaak van de wereld. Kunst en filosofie wordt de leefsfeer die ze dagelijks inademen.'
Als er over uw werk gesproken wordt heeft men het vaak over uw omgaan met het menselijke lichaam. Maar heeft het ook niet met overlevingsinstinct te maken?
Fabre: 'Dat beeld van de schildpad met de mens erop is belangrijk: uiteindelijk is de relatie van het menselijk lichaam met de natuur, in casu het oudste dier ter wereld, belangrijk. Net als de schildpad of de kever zijn schild meesleept, sleept de kunstenaar zijn eigen huis, zijn eigen universum mee. Die twee vullen elkaar aan. Wat misschien een en ander verduidelijkt is een zin in een van mijn nieuwe teksten: 'Ik ben komisch dat ik denk, ik ben tragisch dat ik voel.' Die dualiteit zit in mijn werk. Het voelen is het instinct, daar kan je heel diep in gaan. En emotioneel diep gaan betekent tragiek. Als je daarover begint na te denken, wordt het weer komisch. Want dan ga je relativeren.'
In uw beeldend werk en theaterwerk komt vaak het harnas voor. Schuilt daar een behoefte aan veiligheid en geborgenheid in?
Fabre: 'Nee, dat heeft weerom veel meer te maken met de dualiteit die ik onderzoek. Je hebt de cultus van de stilstand, dat is de toestand van het harnas, het skelet en het schild. Je kijkt dan naar het verleden, naar de dood. Daarnaast heb je de cultus van het vlees, het lichaam. Het ontstaat en groeit, maar vernietigt zichzelf. Dat is de cultus van het leven. De dualiteit, de dialectiek tussen die twee, daar gaat het om. Ik gebruik graag de metafoor van 'de krijger van de schoonheid'. Het is de kunstenaar die de kwetsbaarheid van de schoonheid verdedigt. Mijn dansers en acteurs moeten zich dermate openstellen dat ze die kwetsbaarheid kunnen tonen én verdedigen. Ze moeten kwetsbaar durven te zijn.'
Is er in de hedendaagse kunst niet te weinig aandacht voor de kwetsbare schoonheid?
Fabre: 'Ik denk dat ik het type van kunstenaar ben dat een beetje 'out of time' en 'out of place' is. Als ik terugblik op de 25 jaar dat ik nu werk maak, zie ik dat het draait om het idee: er is een andere mogelijkheid om naar het leven en de kunst te kijken, om naar de schoonheid te kijken. Mijn werk weigert, dat blijf ik zeggen, alle cynisme. Het weigert zelfs een soort van ironie. Als kunstenaar geloof ik, zelfs met een zekere naïviteit, in de mensheid. En dat is in de meeste hedendaagse kunst not done. En toch voel ik dat die houding meer en meer aanvaard wordt: ik ben in die 25 jaar nooit in de mode geweest in het beeldendekunstwereldje, maar toch begin ik ondanks dat een belangrijke plaats te verwerven. Dat zie ik aan de uitnodigingen die ik krijg voor grote solo- en groepstentoonstellingen.'
Uw kunst zelf is dus kwetsbaar.
Fabre: 'Er is in die 25 jaar niet veel veranderd, of de samenleving nu aan het verrechtsen is of niet. Als je de schoonheid en de kwetsbaarheid van het individu verdedigt, kom je hoe dan ook in conflict met het geldende beleid, de autoriteit. Want elke autoriteit is gebouwd op macht. Iets wat in mijn werk precies afgewezen wordt.'
'Het gaat bij mij ook om een overleven. Veel van mijn werken zijn een expressie van hoe de mens in de toekomst zou kunnen overleven. In de maatschappij waarin alles meer en meer gevirtualiseerd wordt, waarin ook het menselijke lichaam virtueel dreigt te worden, verdedig ik de pure fysiek van dat lichaam. Het lichaam is mijn materiaal.'
Vandaar de fascinatie voor al wat uit het lichaam voortkomt: zowel de ziel als zweet, bloed, tranen en urine?
Fabre: 'Ik ben zelf al twee keer in coma geweest, met een bijna-dood-ervaring. Het besef, het gevoel dat je weer kan leven, dat het leven ongelooflijk fascinerend is, de gewaarwording van dat lichaam dat weer wakker wordt, beweegt en functioneert, het hart dat klopt, het bloed dat stroomt: dat is een unieke ervaring die mijn denken overheerst. Ik ben gefascineerd door de biologische kant van het leven. Daarom werk ik ook zo graag en zo intens met acteurs en dansers: ik ga zo bewust mogelijk met hun lichaam om. Hoe het skelet, hoe organen reageren en protesteren, hoe een emotie in feite ook een gevolg is van de biologische staat van het lichaam.'
U brengt in Avignon twee grote stukken over het lichaam. Naast de herneming van 'Je suis sang' is er het nieuwe 'L'histoire des larmes'. Is er een verband?
Fabre: 'Het gaat over twee verschillende toestanden van het lichaam. 'Je suis sang' is een manifest over het vloeibare lichaam. 'L'histoire des larmes' kent een totaal ander register. Het is het verhaal van de ridder van de wanhoop die de mensen wil leren te huilen, voor en niet nadat een catastrofe zich voltrokken heeft. Het stuk gaat over het spirituele, over troost, over reageren op de tranen van de ander als een goede moeder en vader.'
De danstaal die u hanteert is de laatste jaren geëvolueerd: van de strikt klassieke passen van de 'Danssecties' naar een vrijere vorm, waarin de dansers zelf een grote inbreng lijken te hebben.
Fabre: 'Dans fascineert mij omdat ze spreekt van een kinetische intelligentie die sterker is dan het loutere acteren. Dansen is een soort 'biologisch acteren'. Het is een uitgelezen middel om de werkelijkheid van het lichaam te onderzoeken. De evolutie in mijn danstaal heeft alles te maken met de mensen met wie ik werk. In het begin hadden ze vooral een klassieke scholing, nu zijn mijn dansers vaker zowel klassiek als hedendaags getraind. De mix van beide blijkt het interessantst. Maar de uitgangspunten blijven dezelfde. Mijn dansen zijn gebouwd op een strikte topografie: ik leg de posities en tussenafstanden van de dansers exact vast. De meeste choreografen doen dat niet: ze laten de topografie afhangen van de maat van het podium. Ik creëer een strak kader om naar de handeling te kijken. Kijken naar bewegende mensen is zoals kijken naar het gedrag van beestjes. Ik volg ook de omgekeerde weg: ik breng de 'kinetiek' van dieren over op mensen. Dat zet het gebeuren onder spanning.'
Het facet 'tijd' is ook belangrijk in uw werk.
Fabre: 'Ik heb de tijd om dingen uit te drukken, maar ik heb nu ook de vrijheid en het geld om die tijd te gebruiken. Het is bekend dat ik heel weinig slaap, ik lijd aan een vorm van 'insomnia classica' (lacht). Veel van mijn werken maak ik ook 's nachts. Iedereen slaapt, ik kan dan vijf of zes uur werken. Ik heb dat altijd een 'stelen van tijd' genoemd, tegelijk met een 'doden van tijd'. Ik heb dan ook een ander aanvoelen, ben super sensitief. Ik heb altijd het gevoel dat ik 's nachts een beetje boven mijn werk zweef. Ik maak dan een luciditeit mee: het samengaan van het lichaam en het brein, de praktijk en de theorie.'
De laatste jaren bent u weer intensief gaan schrijven. Op het festival brengt Dirk Roofthooft niet alleen de herneming van 'De keizer van het verlies', maar ook een nieuwe tekst, 'De koning van het plagiaat'. Reken je hier af met het schandaal dat Leonard Nolens in Humo ontketende met zijn bewering dat je hem plagieerde?
Fabre: 'Dat was inderdaad de aanleiding voor deze tekst. Maar niet meer dan dat. Ondertussen staat een nieuwe editie van 'De keizer van het verlies' in de steigers. Literatuurkenners hebben de tekst voor mij nagevlooid op citaten van anderen. Ze worden allemaal netjes vermeld. Je zal zien dat de tekst - bewust - bulkt van citaten van grote namen als Warhol of Bunuel. Maar Nolens hebben ze niet kunnen terugvinden. Ik vermoed dat de affaire een wraakoefening was van Humo: ik heb steeds interviews met hen geweigerd. De beschuldiging van plagiaat was zeer handig opgezet, dat moet ik ze nageven. Maar ze hield geen steek, zoals nu wel blijkt.'
Wat is de eigenlijke inzet van 'De koning van het plagiaat'?
Fabre: 'De tekst vormt het tweede deel van een drieluik. Het eerste deel, 'De keizer van het verlies', voert een clown op die nee zegt. Ik bevraag er de identiteit van de artiest. In 'De koning van het plagiaat' voer ik een engel op die zolang het menselijke gedrag heeft bestudeerd dat hij een onweerstaanbare drang voelt om de mens te plagiëren, na te apen. Maar als engel heeft hij geen vleselijk lichaam, enkel een spiritueel, leeg en perfect lichaam. Het menselijk brein daarentegen is materie, is vleselijk. Om 'mens' te kunnen worden verzamelt de engel daarom 'breins' van vier 'steins', namelijk Frankenstein, Gertrud Stein, Wittgenstein en Einstein. Die staan respectievelijk voor de geneeskunde en artificiële intelligentie, de literatuur, de filosofie en de wetenschap. Langs die weg bevraag ik de idee van authenticiteit. Het derde deel van de trilogie zal 'De bediende van de schoonheid' heten. Dat is een bespiegeling over de nutteloosheid van de kunst.'
U verblijft en werkt heel veel in het buitenland. Toch blijft uw gezelschap in Antwerpen gevestigd. Waarom?
Fabre (lacht): 'Omdat ik van Antwerpen ben. (Ernstig) En mijn vader is in januari gestorven, zodat mijn moeder nog alleen overblijft. Ik ga haar elke dag bezoeken als ik in de stad ben. Luister, ik heb al heel veel aanbiedingen gekregen uit het buitenland. Maar ik wil deze stad niet verlaten. En ik wil ook blijven omdat er een oorlog uit te vechten is. De kantoren en ruimtes van mijn gezelschap zijn gevestigd in de Pastorijstraat, het begin van de Seefhoek, waar het Vlaams Belang ongelooflijk veel stemmen haalt. Het is belangrijk om als kunstenaar kleur te bekennen. Het is niet zozeer mijn werk waarmee ik hen kan counteren, want daar zijn ze niet mee bezig, maar wel met wat ik zeg in interviews. Ik steek me niet weg, ze weten wat ik denk over hen.'
Pieter T'JONCK