Vlekken in het paleis

Financieel-Economische Tijd 19 Jul 2000Dutch

item doc

Gedurende anderhalve maand biedt het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel onderdak aan een heus multidisciplinair zomerproject, ‘Johnny’, opgezet onder leiding van de Britse kunstenaar Craigie Horsfield. Te midden van het gebeuren doet David Hernandez met enkele dansers en videasten interventies onder de noemer ‘Filter’. Dansimprovisatie en live videowerk zijn filters die de ruimte kleuren, perceptiemechanismen blootleggen en het publiek om de tuin leiden. Het residu dat achterblijft vormt een parcours van vlekken doorheen het gebouw, dat op zijn beurt sporen in het geheugen aanspreekt.

Het mag enige verwondering wekken de Amerikaanse choreograaf en danser David Hernandez in het Paleis voor Schone Kunsten aan te treffen, vooral omdat Paleis doorgaans een weinig actuele dansprogrammatie heeft. De verschillende organisaties die in het PSK huizen vermogen artistiek dus wel een en ander nu ze de handen in elkaar slaan. Hernandez, die al geruime tijd in Brussel woont en werkt, maakte verscheidene jaren deel uit van Damaged Goods, het gezelschap van Meg Stuart, waarmee hij samen het improvisatieproject ‘Crash Landing’ ontwikkelde. Intussen bouwde Hernandez zijn danstaal ook in eigen solo’s en een groepswerk uit, met improvisatie als constante. In zijn recente samenwerking met Alexander Baervoets ‘The Mapping of Canada’ is dat niet anders, evenmin in het nieuwe ‘Filter’.

Geïntegreerd in het omvattende evenement ‘Johnny’ is ook ‘Filter opgevat als een locatieproject, een artistiek parcours doorheen het PSK. Hernandez kiest voor een dagboekformule, zoals Craigie Horsfield had voorgesteld: ‘Ik wil me drie weken lang heel open opstellen. In ‘Filter’ vertrekken we vanuit materiaal dat door verschillende kunstenaars wordt aangedragen, en vervolgens benaderd vanuit het persoonlijke standpunt van anderen die meewerken. We herwerken het materiaal steeds opnieuw, voegen een klein commentaar toe, exposeren het in een bepaalde context. Het proces wordt zo het product. Er is daarnaast steeds een ruimtelijke uitvalsbasis, elke paar dagen een andere ruimte in het PSK. Op de rondreis laten we een residu achter, bijvoorbeeld een kleine installatie, sporen van onze activiteit. Zo krijgt het werkproces ook een neerslag, als een dagboek, bestaande uit vlekken in de ruimte.’

‘Vlekken in de ruimte zijn overigens heel natuurlijk. Het is leuk te bedenken dat we ons doorgaans niet langer realiseren wat we zoal doen en laten als we op pad zijn. Kleine sporen in de ruimte kunnen ons daaraan doen herinneren, zoals een sigarettenpeuk. Als je ergens in een ruimte komt herken je steeds wel kleine dingen die verwijzen naar mensen die je kent, ook al weet je niet dat ze er geweest zijn.’

Blikpunt

Het concept van de filter verbindt precies basismateriaal, een werkproces waarin een persoonlijk blikpunt centraal staat, en een residu of nieuw resultaat, vertelt Hernandez: ‘Vergelijk het met een lamp waar een kleurfilter voor geplaatst wordt, de kwaliteit van het licht verandert erdoor. In het project ben ikzelf de filter van informatie, tenminste dat hoop ik te zijn. Mijn specifieke blikpunt, mijn greep op de dingen vormen de aanpak, al is het natuurlijk geen louter passieve aangelegenheid. Alles wat ik benader gaat door mijn persoonlijke filter. Er zijn kwaliteiten die ik van mezelf heb, waar ik me niet van kan scheiden, zoals mijn lichaam, maar werkwijzes kunnen wisselen. Je kan gewoon binnenkomen zonder aankondiging en precies zeggen wat je allemaal gaat doen. Of je kan binnenkomen zonder iets te zeggen en gewoon wat in het rond improviseren. Ik heb ze allebei al behoorlijk vaak gedaan, nu ben ik op zoek naar andere manieren van werken, om tot andere werelden te komen.’

Het menselijke en het persoonlijke in dans zijn belangrijk voor Hernandez, zijn rol als choreograaf is er dan ook op gericht de creativiteit van zijn team te maximaliseren: ‘Abstracte dans kan fantastisch zijn. Maar vaak is het alsof ik een verhaal hoor waarvan ik niets begrijp, of toch niet meer dan wat figuren en lijnen, beweging en geluid. Zelfs al staat een choreografie heel ver van menselijkheid, ik wil er altijd mijn eigen menselijkheid in herkennen, erover reflecteren. Daarom wil ik mezelf niet identificeren met de oppermachtige choreograaf van dans, dat is je reinste tweedimensionaliteit. Choreografen kiezen steeds jongere mensen om mee te werken, waaraan gevraagd wordt gewoon de stijl van de choreograaf over te nemen. Daar zit veel te weinig ervaring en uitdaging in. De dans moet zich in een richting kunnen bewegen die je niet verwacht. Daarom tracht ik situaties te creëren met randen, hindernissen en spanningen, die kunstenaars uitdagen hun eigen ding te doen. Zo’n manier van filteren stimuleert iedereen persoonlijk en leidt tot grootsheid.’

Snickers

Met een team van vijf man, twee videasten en drie dansers, doet Hernandez interventies in de ruimte. Soms wordt de kern uitgebreid met enkele dansers, of een grote groep van vijfentwintig vrijwilligers. Naargelang de groep verschillen het uitgangspunt en de vorm. ‘Een eerste ingang tot het gebeuren is een improvisatie/performance-project, met een samenhangende pool van mensen die ik al geruime tijd probeer te verzamelen rondom mij,’ zegt Hernandez. ‘Het is te vergelijken met ‘Crash Landing’, maar dan met een specifieke groep en voor een langere periode. We ontmoeten elkaar voor het eerst in het PSK en doen dan meteen een sessie van vijf tot zeven dagen, waarbij we er ook enkele keren zullen overnachten, in tentjes in het museum. Eerst wilde ik verschillende soorten performance brengen, maar dat zou al snel tot een soort repertoire-attitude leiden. Zoiets mag niet het geval zijn bij improvisatie, het gaat immers om reacties op iets wat op het moment zelf gebeurt.’

‘Een andere ingang tot het project zijn geplande interventies. Samen met Craigie plaats ik de centrale hal staat vol tafels, een soort choreografische plaatsing van stoelen waardoor de ruimte zwanger wordt, alsof er een banket, een bal of een cocktailparty op handen is. Ik ga ook iets doen met een grote groep van mensen, waarbij we werken met verschillende kleuren van kledij, als een menselijke caleidoscoop. Of ook interventies in het museum op precieze tijdstippen. We starten bijvoorbeeld ‘s middags met een groep performers en om 12.15 uur gaat plots iedereen liggen gedurende tien minuten, verspreid over de gehele expositieruimte. Als toeschouwer weet je niet echt wat er gebeurt als je een tentoonstelling aan het bezoeken bent. Om 12.25 uur eet iedereen een reep snickers. Je wandelt als toeschouwer naar een volgende ruimte en ook daar is er iemand snickers aan het eten. Om 13.15 uur zijn er drie simultane hoestbuien, nog later een schreeuw enzovoort. Het is een soort choreografisch evenement, waarbij het kijkgedrag van de bezoeker verstoord wordt. De scheiding tussen de performance en wie de performers zijn staat zelfs op de helling. Misschien vragen we voor sommige interventies ook expliciet deelnemers uit het publiek.’

Trippy

Uiteindelijk maakt interactie met het PSK-publiek dus de hoofdmoot uit van ‘Filter’. Hernandez: ‘Ik hoop dat het publiek een beetje wil meewerken, meewerken aan een eigen ervaring, in plaats van enkel te kijken naar de beelden van de expo, hoe goed ze wel geschilderd zijn, hoe mooi hun compositie is. Niet iedereen wil deelnemen, maar als je werkt aan perceptie moet je nadenken over de rol van het publiek, dat is deel van het werk. Wat zien ze, wat doen ze, wat is hun achtergrond? Als ik dit of dat doe, hoe zouden ze ermee om kunnen gaan, wat kan ik teweegbrengen? Die vragen zijn interessant, daar draait het om. ‘Filter’ is heel sterk gebaseerd op instemming van het publiek. Dat is ook wel het geval bij andere kunstwerken, maar hier plaats je jezelf en je lichaam plotseling voor een publiek, waarop je vraagt: ben ik goed of niet?’

Door de intense band met het publiek wordt improvisatie zonder meer een must voor Hernandez: ‘De precieze actie die we gaan ondernemen ken ik nog niet omdat we ons heel open en kwetsbaar opstellen. Het komt er immers op aan op het moment zelf binnen te komen, iets te doen en te kijken hoe het publiek daarop reageert. Dat wordt een uitgangspunt, steeds weer, en telkens anders. Dat is niet te voorzien. Bovendien moeten we ons ook nog eens verhouden tot de interventies van de andere kunstenaars die deelnemen aan ‘Johnny’.’

Film en video zijn media die heel wat mogelijkheden in zich dragen om het publiek bewust te maken van zijn gedragingen in de ruimte, meent Hernandez: ‘We kunnen dingen registreren die toeschouwers niet zagen, bijvoorbeeld omdat ze achter hun rug gebeurden. Vervolgens tonen we die beelden elders op het parcours zodat ze ermee geconfronteerd worden, en zich realiseren dat er iets was dat ze niet zagen. We maken de filter zichtbaar die mensen hebben als ze een museum bezoeken.’

Een hoop dingen die gebeuren in eenzelfde gebouw is tenslotte goed voor een intens ervaringsparcours, vindt Hernandez: ‘Onze interventies zijn als kleine verlokkingen in de ruimte die de toeschouwers aantrekken en als het ware verloren doen lopen. Ze krijgen ook veel keuzemogelijkheden. Ze kijken naar een tentoonstelling, en tegelijk speelt er zich rondom een voorstelling af. Ga je dan kijken naar het ene of naar het andere, ga je afwachten of er misschien nog iets gebeurt? Als er een stilte valt, wat doe je dan? Valt er misschien ook iets te beleven in de cafetaria? De toeschouwers hebben plotseling veel meer keuze dan ze hadden verwacht, het verandert hun trip. Misschien kunnen we hun geplande uitstap van twee uren wel ombuigen in een die zes uur duurt. We willen in ieder geval dat ze reageren, enkel zo kunnen we immers hun verbeelding wekken. We willen dat ze verleid worden door de ruimte en de situatie, verzeild geraken in iets waar ze aanvankelijk niet al te lang wilden blijven.’