Baudelaire
Vorig jaar leefde men in het teken van de lsd, de hippies, de neo-jugendstil… en Baudelaire. Dit alles vindt men dit jaar terug in het nieuwe opvoering van Béjart. Het is alsof de choreograaf dit spektakel vorig jaar had gecomponeerd, maar pas dit jaar heeft kunnen realiseren. Met Baudelaire zet Béjart zijn zoektocht verder in het uitbeelden van poëzie via klank, beeld en beweging, zoals hij reeds eerder had gedaan in zijn Messe pour le temps présent. Ook ditmaal poogt Béjart zijn verschillende componenten zo zuiver mogelijk naast en op elkaar te doen inspelen. Hij wil contrasten wekken tussen een beweging van een danser, een flard uit een baudelairiaanse tekst, en akkoorden van een Hawaiaanse lullaby. Deze elementen hebben niet het minste verband met elkaar; hun ontmoeting hier in deze ruimte is toevallig; uit hun confrontatie wil Béjart echter gensters slaan. Met Baudelaire als vertrekpunt wil Béjart bewustzijnsverschuivingen brengen, desintegrerende overgangen van bewustzijn. Hij slaagt daar buitengewoon goed in in wat de klankband betreft. Zelden kon men zo’n gewaagde klankcollage horen als bijvoorbeeld in de overgang van Wagner naar de Hawaiaanse muziek en omgekeerd. Wat er zich op de scène afspeelt is echter heel wat minder overtuigend. Daar krijgt men heel wat moeilijker die plotse stijlovergangen, die breuken, die blijkbaar nagestreefde tijdsversnellingen. Omdat je hier met een realistische basismaterie zit: de dansers in hun ruimte. Dit is een concreet gegeven, het lichaam en de ruimte blijven tastbaar. Zelfs wanneer een danser je die concreetheid kan doen vergeten, is dit gevoel enkel dialectische bevestiging van de bestaande, alles overheersende materie van de dans. Dit druist in tegen de hier nagestreefde effecten van Béjart. Het lijkt wel alsof hij zich ditmaal van medium vergist heeft, en dat wat hij zou willen bereiken heel wat beter zou kunnen wanneer hij zou kunnen beschikken over een ‘medium’ dat de realiteit, de concrete materie technisch helpt om te vormen, en zo ook die concreetheid kan versnipperen, kan vernietigen, een nieuwe, beheerste vorm kan geven. Baudelaire is dan ook een verknipt filmdraaiboek.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat het geheel weer eens een evenement mag genoemd worden (en misschien ook weer eens een mislukking moet genoemd worden, maar dat lijkt mij minder belangrijk) omdat het een poging meer is om met het ‘theater’ iets anders te bereiken. Fragmentarisch stoot men trouwens op buitengewoon mooie brokken choreografie, bijvoorbeeld het deel Geliefden. De obsessies van de drie-eenheid (bij Béjart: man-man-vrouw) werden hier uitgewerkt in een brok geniale gedanste erotiek. Zo vanzelfsprekend en beheerst gebracht dat de toeschouwer niet eens merkt dat wat hij hier zonder meer aanvaardt te bekijken, hij in andere omstandigheden van zich zou afwerpen, dat hij niets eens bereid zou zijn een tiende hiervan te aanvaarden. Over de progressieve mentaliteitsveranderende taak van de ‘kunst’ gesproken…