De schrijver die kijker werd: Het Kaaitheater toont werk van de Franse choreograaf Jérôme Bel
De schrijver die kijker werd
Het Kaaitheater toont werk van de Franse choreograaf Jérôme Bel
De Franse choreograaf Jérôme Bel is een van die kunstenaars die niemand onverschillig laat: de enen verguizen hem, de anderen hemelen hem op als een vernieuwer. Voor de enen recycleert hij klakkeloos inzichten die in de beeldende kunst allang gemeengoed zijn, of - nog erger - stellen zijn voorstellingen gewoon niets voor. Voor de anderen stelt hij urgente inhoudelijke kwesties over de betekenis van dans aan de orde. Het Kaaitheater wijdt nu een korte retrospectieve aan zijn werk. De discussie kan dus nog een keer in volle hevigheid ontbranden. Pieter T'JONCK
Het begon nochtans allemaal heel eenvoudig. Jérôme Bel: 'Ik heb jarenlang, en met veel plezier, gewerkt voor verschillende Franse dansgezelschappen. Ik beschouwde mezelf ook altijd als danser, niet als choreograaf. Toen kreeg ik de kans om als assistent van Philippe Découflé te werken aan het openingsfeest van de 16de winterolympiade in Albertville in 1994. Een gigantisch evenement met 3.000 dansers voor een miljoenenpubliek. Die vorm van mega-manifestaties is eigen aan een kapitalistische logica van steeds groter en steeds meer. Die ervaring was voor mij een keerpunt, omdat ik ontdekte dat het mij meer interesseerde om bezig te zijn met de organisatie van tijd en ruimte dan om zelf op scène te staan. Ik had veel geld verdiend en besloot twee jaar lang te doen wat ik zelf wou, in de eerste plaats lezen om voor mijzelf te verhelderen wat het nu betekent om een dansvoorstelling te maken. Ik stond daarin niet meer alleen. Een hele generatie van jonge choreografen heeft de jongste vijf jaar de vrijheid genomen om over hun eigen medium na te denken. Iemand als Boris Charmatz bijvoorbeeld denkt na over de manier waarop je waarneemt. Dans is voor hem niet louter een werkinstrument.'
Het denk- en onderzoekswerk dat Bel in die twee jaar verzette, leidde tot een bevraging van het idee van het auteurschap en de rol van de toeschouwer in een voorstelling. 'Als je een voorstelling maakt, kom je dadelijk uit op de vraag naar de identiteit van de danser en het individu en de legitimiteit van de choreograaf om zich auteur te noemen, om het stuk te signeren. Als ik een voorstelling maak, identificeer ik mij met de rol van de schrijver, alleen schrijf ik niet voor het witte blad, maar voor de zwarte doos. Een belangrijk gevolg is dat je de dingen niet kan vastleggen op een definitieve manier. Dat vind ik net het prachtige van een voorstelling. Er is immers niets tragischer dan een tekst waarachter je definitief een punt zet, laat staan dat de betekenis helemaal vast komt te liggen. Je blijft altijd woorden veranderen, toevoegen, schrappen_'
Vervelend
Bel heeft het zijn publiek in dat onderzoek nooit eenvoudig gemaakt. In 'Nom donné par l'auteur' (de verklaring in het woordenboek voor de titel van een werk), zijn eerste voorstelling uit 1994, manipuleren twee performers gedurende een uur op een klein tapijtje allerlei banale voorwerpen. Het stuk werd, op zijn zachtst gezegd, niet gesmaakt door het toenmalige publiek. Bel: 'Het is ook een vervelend stuk. Het is helemaal niet genereus naar het publiek toe, maar juist buitengewoon in zichzelf besloten. Toen ik er met Frédéric Séguette aan werkte, dachten we echter ook helemaal niet dat het stuk echt opgevoerd zou worden. We dachten helemaal in een oorlogslogica: dit stuk moest de wereld redden van de kwalen van het kapitalisme. Achter onze performance zat dus een politiek project. Onze redenering was dat het kapitalisme voorwerpen herleidt tot hun materiële, geldelijke waarde. Alle andere mogelijke, subjectieve betekenissen van deze voorwerpen worden hierdoor verdonkeremaand tot er niets overblijft dan een simpel: 'dit dient voor dat en is zoveel waard - koop het'. We wilden net die subjectieve betekenissen 'redden': door de voorwerpen op een ongewone wijze te manipuleren en te combineren. Achteraf beschouwd is dat een naïef project natuurlijk.'
De laconieke titel van het stuk verwijst ook naar een toen heel levendige discussie binnen de Franse intelligentsia over de betekenis van het auteurschap. Roland Barthes' idee van de 'dood van de schrijver' klinkt erin mee. Bel: 'Dat idee heeft zich pas achteraf ontwikkeld: we gingen er finaal vanuit dat iedere kijker de auteur van dit stuk is, de betekenis construeert uit wat hem getoond wordt. Je blijft natuurlijk de verantwoordelijkheid dragen voor wat je op een scène uitricht, maar die verantwoordelijkheid moet je juist begrijpen. Om die reden heette mijn tweede voorstelling simpelweg 'Jérôme Bel'. Ik wilde er expliciet de subjectiviteit van mijn positie mee uitdrukken. Als je de tegenovergestelde positie zou innemen, zou je een stuk immers 'De waarheid' moeten noemen. Dat is natuurlijk onzin. Maar toch maakt dat idee over kunst opgeld. Men verwacht van kunstenaars dat zij een of andere waarheid brengen. Het is ongetwijfeld zo dat een kunstenaar iets bemiddelt, iets uitdrukt. Maar wat dat ook moge zijn, de waarheid is het zeker niet. De jongste jaren hebben we wel vaker in kerken gespeeld die tot plaatsen voor de kunst waren verbouwd. Dat beangstigt mij: het is de uitdrukking van het deprimerende feit dat men een vorm van geloof, van idolatrie heeft overgedragen van het ene instituut, de godsdienst, naar het andere, de kunst.'
Subjectiviteit
De ultieme consequentie van het idee van de subjectiviteit blijkt in het gesprek een harde noot om te kraken. Waar kom je immers uit als iedereen zich op radicaal subjectieve manier uitdrukt? Bel betrapt zichzelf op een tegenspraak. 'De kunstenaar zou zo subjectief kunnen worden dat hij versmelt met de subjectiviteit van de kijker. Extreem doorgedacht kom je dan in een situatie waarin iedereen de artiest van iedereen wordt. Anders gezegd: dat er geen maatschappelijke functie met de naam 'artiest' meer bestaat of nodig is. Iedereen zou zo vrij zijn dat er geen nood meer zou zijn aan een representatie. Dat is toch wat theater bijvoorbeeld doet: het stelt een afstand in tussen kijker en toeschouwer waardoor die toeschouwer iets kan begrijpen of zien over wat omgaat in hemzelf. Als die omweg niet meer nodig was, hadden we ook geen nood meer aan die manier om iets voor te stellen. Maar ik zie ook wel het utopische, zelfs onmogelijke van die hypothese. De psychoanalyse gaat bijvoorbeeld van precies de omgekeerde gedachte uit: ze stelt net dat je een ander nodig hebt om jezelf te kennen. Bij een strikt lacaniaanse therapie zegt de therapeut nauwelijks een woord, je betaalt hem om jezelf te horen spreken. Alleen is de aanwezigheid van die ander in die overdracht wel onmisbaar. Ik vermoed dat het idee kunst wel eens op dezelfde mechanismen zou kunnen berusten. Hoe ik dat met mijn idee van een radicale subjectiviteit moet lijmen, daar kom ik ook niet zo dadelijk uit_'
Auteur
Of toch wel? Na 'Jérôme Bel' volgde immers 'Le dernier spectacle', een voorstelling met vier performers, dat opgebouwd is uit materiaal dat aan anderen, in het bijzonder de Duitse choreografe Suzanne Linke, ontleend werd. Zo goed als letterlijk demonstreert de voorstelling Peggy Phelans idee dat de essentie van een voorstelling erin bestaat dat ze vluchtig is. Een voorstelling, vindt Phelan, kan niet 'bewaard' worden om zo te circuleren binnen de economie van de cultuur op de wijze waarop andere kunstvormen dat wel kunnen en ook doen. Een voorstelling is maar voorstelling in de mate waarin ze verdwijnt zodra ze afgelopen is. Die vluchtigheid deelt ze met haar opvatting van subjectiviteit. Bel koppelt die gedachte aan zijn inzichten over het verdwijnen van de auteur. 'Ten tijde van die voorstelling werd ik beschouwd als choreograaf, terwijl ik toch een danser was. Ik beschouw mezelf wel als een auteur, maar niet als een choreograaf. Zo kwam ik op het idee om dans te ontlenen aan anderen. Dat bleek echter een gigantisch juridisch probleem, want wat is het auteursrecht in dans? Om een lang verhaal kort te maken: ik kwam tot de conclusie dat de dans enkel geboren kon worden in de act van het dansen zelf, en geen bestaan kon hebben buiten die handeling. Het idee van Peggy Phelan kortom. Maar het punt van 'Le dernier spectacle' was nu net dat ik mij daardoor in die voorstelling niet zozeer identificeerde met de rol van de choreograaf of de 'auteur' van het stuk, als wel met de toeschouwer. Die wijziging van positie veroorzaakt een breuk in de wijze waarop je een voorstelling denkt. In die breuk ontstaat de geboorte van de kijker. Het gaat er mij om dat de kijker mee de voorstelling maakt, op zo actief mogelijke wijze kijkt.'
Bourgeois
Alweer een heikele kwestie: als Bel zijn voorstellingen maakt voor een 'black box' betekent dat immers ook dat hij een bepaald soort kijker voor ogen heeft. Als de kijker geboren wordt, dan is hij niet alleen de vroedman, maar zelfs een beetje de vader. Of niet? Bel: 'Je brengt me in een lastig parket. Natuurlijk veronderstelt mijn werk een burgerlijk middenklasse-publiek, temeer omdat ik werk met een klassieke frontale opstelling. Wat wil je, ik ben ook een bourgeois. Pasolini zei al dat het theater gedacht en gemaakt wordt voor de liberale bourgeois. En je hebt zo'n kijker ook nodig als je, zoals ik, werk maakt dat niet noodzakelijk moet 'lukken', maar een onderzoek wil zijn. Het probleem is helaas dat zo'n bourgeois haast per definitie zijn eigen waarden en denkbeelden niet op fundamentele wijze ter discussie wil stellen. Een bourgeois weet wat hij wil zien. Hij meent te weten wat dans is, en zal zich daar niet licht van af laten brengen. Bij mijn eerste werk waren het dan ook vaak de minder 'ingelichte' mensen die mij steunden, niet de 'kenners'.'
Hoe kan je die tegenspraak oplossen? Bel, die op dit ogenblik een sabbatjaar neemt, heeft daarrond vage toekomstplannen. 'De weinige ideeën die ik heb draaien rond het begrip gesprek. Hoe zou je het individu kunnen oplossen ten voordele van de interactie met de ander? Voor mij een moeilijke kaap om te nemen, want, ik moet het eerlijk toegeven, hoe open mijn stukken ook mogen zijn, in het maakproces ben ik bijzonder dirigistisch, op het tirannieke af. Achteraf kan er gepraat worden met de dansers, maar op het moment zelf lijd ik aan egotripperij. Het grootste probleem is echter: hoe meer erkenning ik krijg, hoe minder dat mij bevredigt. Hoe meer die overdreven aandacht voor mijn persoon het doet voorkomen alsof ik over bijzondere vermogens zou beschikken, hoe minder ik geloof dat ik die ook echt heb. En hoe meer ze ook een werkelijke uitwisseling met de toeschouwer in de weg staan.'
JERÔME BEL
'Nom donné par l'auteur': Kaaitheaterstudios, 21 en 22 juni, 'Jérôme Bel', Kaaitheaterstudio's, 25 en 26 juni, 'Le dernier spectacle', Kaaitheater, 28 en 29 juni. Op maandag 24 juni is er ook een avond in de Kaaitheaterstudio's rond het werk van Bel. Op het programma staan een video van een lezing van Gerald Siegmund, een 'act' van Dirk Pauwels, een eenmalige voorstelling van 'Shirtologie' door Frédéric Seguette en een gesprek tussen Jérôme Bel zelf en Pieter T'Jonck. Inlichtingen en reservaties: 02/201.58.58 of www.kaaitheater.be.
Marc Holthof