Een lichaam is twee

Financieel-Economische Tijd 16 Feb 2000Dutch

item doc

Met ‘Benenbreken’, ‘Zij Ogen’ en ‘Vrouwenvouwen’ maakte de jonge choreografe Charlotte Vanden Eynde reeds drie opgemerkte stukken, de komende weken te zien op enkele podia. Veeleer dan te dansen ensceneert ze op een beeldende manier talrijke dubbelzinnigheden van het lichaam. Daarbij schuwt ze kwetsbaarheid en lelijkheid niet, de randen hebben hun eigen charmes, pendelend tussen esthetiek en erotiek.

Als je het werk van Charlotte Vanden Eynde ziet, vraag je je af waarom P.A.R.T.S. een dansopleiding genoemd wordt, zonder al te veel choreografische of dramaturgische interesse, met bovendien academische trekjes. Voormalig studente Vanden Eynde is niet geïnteresseerd in een bewegingsonderzoek zonder meer, stelt zich zelfs de vraag of dans wel het geschikte medium is om haar artistieke interesses te ontplooien. Vooral dat ene vertrekpunt wekt haar aandacht: het lichaam, in tal van facetten. De solo ‘Benenbreken’ (1997), die ze in haar eerste jaar op de school maakte, gaat over haar eigen lichaam, als een kiem voor recenter werk. ‘Ik ben geen uitmuntend danser, van klassieke dans sta ik zeer ver af, het benenwerk, de perfecte lijnen. ‘Benenbreken’ kwam voort uit mijn moeilijkheden met alle technische aspecten van het dansen, maar daarmee wil ik nog geen uitspraken doen over klassieke dans. Dat is gewoon mijn genre niet,’ zo zegt Vanden Eynde.

Precies door haar eigen beperkingen als danser is ze gefascineerd door allerhande beperkingen. In ‘Benenbreken’ thematiseert Vanden Eynde die reeds in de choreografie zelf: ‘Slechts de benen leiden het geheel. Mijn lichaam draait weliswaar mee en geeft steun, maar mijn armen en romp voeren geen specifieke bewegingen uit. Ik wil het lichaam als een sculptuur benaderen, als een beeld. Ik werk in de solo veel met gebogen en verwrongen vormen, want ook in de kwetsbaarheid en de zwakte van het lichaam vind ik schoonheid. In klassieke dans gaat het erom uit te stijgen boven die zwaktes, het tonen van een sterk lichaam, een perfect evenwicht. Ik laat daarentegen duidelijk zien dat ik zou kunnen vallen, dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is om op één been te staan bijvoorbeeld. Dat levert een soort fragiliteit op, op sommige momenten zelfs kreupelheid en lelijkheid, en ook dat kan mooi zijn.’

Een esthetische ervaring van het lelijke, het is een paradox die in hedendaagse kunst vaak aan de orde is, de rol van het lichaam lijkt er niet onbelangrijk in. Vanden Eynde wil niet de marge opzoeken om te choqueren, het samengaan van lelijkheid en kwetsbaarheid heeft zijn charmes: ‘In elke mens, in elk lichaam zit lelijkheid, een lichaam is niet enkel mooi. Ik wil een rand tussen de dingen laten zien. Tussen schoon en lelijk, tussen sérieux en gelach. Steeds twee zijden laten zien en toch in evenwicht blijven, zonder compromissen te sluiten.’

Inkleuren

Het lichaam provoceert nog meer randen, want het is te allen tijde ambigu: materie én beeld, vlees én drager van identiteit, uitwendig én inwendig, natuurlijk én geconstrueerd, noem maar op. Er kan nooit sprake zijn van een eenheid, want het lichaam is altijd twee, of beter veel. Kleine overschrijdingen of een onevenwicht kunnen opduiken. Het waarderen van de dubbelzinnigheid van het lichaam, daar lijkt het Vanden Eynde om te doen: ‘Er is het vlees, als een omhulsel, en daartegenover alles wat er zich binnenin afspeelt. Een lichaam spreekt altijd op een bepaalde manier. Als je naar iemand kijkt, maak je steeds associaties. De plasticiteit draagt ook iets tastbaars met zich mee, dat zie je niet alleen, maar kan je ook voelen. Toch kan je iemand niet zomaar als beeld zien, of als vlees. Ik wil dat de dansers als persoon transparant blijven, dat het leven erin blijft zitten, ze moeten niet zomaar een beeldende vorm worden. Soms zie je een persoon opgaan in een vorm, waarna de persoon terug verschijnt, zoiets is fascinerend.’

In het duet ‘Zij Ogen’ (1998), gedanst met Sharon Zuckerman, komt de lichamelijke individualiteit goed tot uiting, precies doorheen een confrontatie met iemand anders. ‘Er staan twee lichamen op de scène, maar we hebben een heel beperkt contact met elkaar, we volgen eenzelfde traject, gaan doorheen dezelfde ideeën. De dingen die we doen, doen we tegelijk, er is een compleet evenwicht in de choreografie, als een ontdubbeling van één lichaam. Toch kleuren twee verschillende lichamen het materiaal op een verschillende manier in,’ vertelt Vanden Eynde.

En dan is er het kwartet ‘Vrouwenvouwen’ (1999), met naast Vanden Eynde en Zuckerman nog Ewelina Guzik en Constance Neuenschwander als dansers. Het stuk was vorige zomer reeds te zien in de Kaaitheaterstudio’s, maar kreeg intussen definitief vorm. Meer dan voorheen gaat het lichaam op in gelaagde identiteitskwesties en een hele resem thema’s die met vrouwelijkheid te maken hebben: de relatie van de vrouw tot haar lichaam, moederschap en zo meer. Nu eens speels, dan weer op dwangmatige wijze worden talrijke elementen gestapeld om het geheel minder leesbaar te maken, de clichés uit te vlakken en een mysterieuze atmosfeer aan te wakkeren. Weerom maakt Vanden Eynde gewag van ‘het gespletene, ik zal niet zeggen schizofrenie. Want ook de geest zelf is geen eenheid, en dat wil ik puur lichamelijk uitdrukken. Het kindse tegenover het vrouwelijke, het volwassene, het speelse tegenover het zware. Ik laat het allemaal zien, maar met een kwinkslag, alsof er ergens iets niet klopt.’

Ontvangen

Voor zo’n vernuftig spel met allerhande tegenstellingen, die op een of andere manier op het lichaam terug te voeren zijn vindt Vanden Eynde inspiratie in de hedendaagse beeldende kunst. Als dochter van een beeldend kunstenares werd het haar van kindsbeen af meegegeven. Ze bewondert Cindy Sherman, Louise Bourgeois en Marina Abramovic, en daaraan is haar werk niet vreemd. Naast het beeldende karakter is haar manier van dansen opmerkelijk hevig, bruusk en energetisch. Zowel qua inhoud als stijl voelt Vanden Eynde zich verwant met Meg Stuart, maar ook met Wim Vandekeybus: ‘Hij was de eerste waar ik naar opkeek. De energie, de omgang met bewegingen op een haast primitieve manier sprak me heel erg aan, al werkt hij veel met de kracht van het lichaam, louter fysiek. Ik ben meer geïnteresseerd in de fragiliteit.’

De omgang met die fragiliteit, met lichamelijke intimiteit leidt tot een belangrijk thema: hoe breng je zoiets op scène, hoe ga je met een kijkersblik om? Vanden Eynde wil haar publiek niet verleiden: ‘Ik vind erotiek iets heel esthetisch, het heeft met schoonheid te maken, met iets beeldends, niet met verleiding of seksualiteit. Ik vind het mooi om een vrouwenlichaam te zien, met naakte benen en armen. Als je schoonheid op een scène wil creëren zodat een publiek ervan kan genieten, dan zit daar natuurlijk een aspect van verleiding in, maar dat is niet het doel.’ Niettemin speelt Vanden Eynde met de relatie tussen lichaam en kijkgedrag: ‘‘Zij Ogen’ gaat daar expliciet over. Het gaat over het erotische aspect van een vrouwenlichaam. Hoe er naar vrouwen wordt gekeken, hoe ze zich tonen, hoe ze zich tonen in relatie tot de verschillende manieren waarop ze worden bekeken.’

Ook elke publieksreactie is betekenisvol, de lach schept afstand, onverschilligheid wil zich niet inlaten met het lelijke. Vanden Eynde weet dat de confrontatie met de toeschouwer niet echt voyeurisme toelaat, veel van haar beelden zijn immers op een manier stuitend: ‘In ‘Zij Ogen’ kijken we zelf naar de mensen, in een heel directe relatie. Er zijn altijd mensen die zich niet op hun gemak voelen, mensen die met hun ogen dicht in de zaal zitten. In de meest confronterende scène staan we allemaal op een rij in ons ondergoed, waarbij we ons lichaam bevoelen op een niet al te lieve manier. Dan hebben we wel ons haar voor het aangezicht, zodat het ook weer gemakkelijker wordt voor de toeschouwer om het te ontvangen.’ Toch kan het soms wel eens mislopen: ‘In ‘Zij Ogen’ ligt het nogal delicaat, vooral mannen kunnen een en ander fout interpreteren. Bijvoorbeeld als twee jolige meisjes die graag in hun ondergoed op het toneel rondspringen.’