Steve Paxton wenst alertheid te bewaren : De improvisator is een jager
Brussel -- Op negen avonden dansimprovisatie zijn dansers van de meest diverse pluimage de revue gepasseerd. Steve Paxton bracht in de jaren '70 met contact improvisation een wereldwijde belangstelling op gang. Aan de andere kant heb je danslui als Anne Teresa de Keersmaeker en Jonathan Burrows, die zelden of nooit met improvisatie geassocieerd worden. Hoe komt dat?
Improvisatie is op dit ogenblik een "hype" in Europa. Een avond met Katie Duck, Steve Paxton en Meg Stuart op Klapstuk 95 luidde wellicht het begin ervan in. Paxton is blij met die belangstelling, maar heeft ook bedenkingen. "We moeten opletten dat we niet in een val trappen, waardoor de belangstelling die nu bestaat voor improvisatie terug wegdeemstert. De geest van de meeste dansers en choreografen volgt immers een soort landbouw-logica. We maken nette rijtjes en nette perkjes met verschillende soorten gewassen. Na een tijdje lukt dat zo goed dat op grotere schaal hele landschappen gaan cultiveren. En voor je het weet zit je met een tuin van Versailles. Die instelling kenmerkt het klassiek ballet. Maar je merkt ze net zo goed bij moderne dans. Choreografen zijn zelden bezig met een onderzoek in de breedte. Ze zien niet welke boeiende momenten zich aandienen in het werken zelf. Ze hebben namelijk maar een ding in hun hoofd, en dat is het grote choreografische schema waarin alles moet passen. Dansers die in zo'n regime opgroeien, nemen die houding vaak mee in improvisaties. Ze vullen een vooropgezet idee over een improvisatieschema noest werkend in met veel zwier en gezwaai van armen en benen. Het resultaat is een flauwe afspiegeling van een "echte" choreografie. Als improvisatie zich daartoe beperkt, zullen toeschouwers terecht snel afhaken. Het jachtinstinct ontbreekt. Er is geen alertheid voor de mogelijkheden van het moment zelf.
Jachtinstinct omschrijft inderdaad wat je ziet in Paxtons improvisaties. Op zijn eerste avond trok hij zich vaak terug in het duister van de scène, terwijl David Hernandez en Katie Duck dansten. Maar zelfs dan was hij zeer aanwezig. Hij had iets van een kat die bewegingsloos in een hoekje zit, maar door kleine tics van ogen, oren en staart laat merken dat ze de hele ruimte en alle beweging om haar heen actief volgt, wachtend op een ogenblik om tot actie over te gaan.
Paxton onderschrijft grif die vergelijking. Voor hem verwijst het beeld van jachtinstinct echter vooral naar de ware inzet van improvisatie.
"Improvisatie heeft maar betekenis als het niet om bewegen in het wilde weg gaat, maar als van instant choreografische compositie sprake is. De poëzie daarvan is niet te evenaren. Als je dat niet kent, is het alsof je in je leven alleen maar romans gelezen zou hebben, en bijvoorbeeld nooit kennis zou genomen hebben van de onvoorspelbaarheid en veelzijdigheid van reisverhalen. De aanwezigheid van een publiek is daarbij ontzettend belangrijk. Het verhoogt de alertheid en de "suspense van de actie. Je hebt het acute gevoel dat alles mis kan gaan, maar dat ook de mogelijkheid van een buitengewone en onherhaalbare vondst in het bereik ligt. Als je zintuigen er maar voor open staan. Je kan het best vergelijken met jazzmuzikanten die na een sessie in een big band 's nachts in cafés spelen in wisselende combinaties. Altijd weer is er dan zo'n magisch moment waarop een gelegenheidsgroep een compositorische ontdekking doet. Opnames die in het heetst van de strijd de levendigheid van deze ontdekking vastleggen, zijn onvergetelijk."
Onvergetelijk was in elk geval de laatste avond met Paxton, Katie Duck, David Zambrano en Boris Charmatz. Charmatz brak resoluut met de in improvisatie gebruikelijke consideratie voor zijn tegenspelers, en injecteerde een behoorlijke dosis agressie in het stuk. Dat leverde talloze onvergetelijke momenten op.
Dansimprovisaties in Studio Kaaitheater op 17 februari.