Le procès de Jeanne d’Arc
Ik heb een even sterke bewondering als irritatie voor Bresson. En dat is beslist niet weinig. Een cineast die zo oprecht zegt wat hij te zeggen heeft, zonder enige toegevingen te doen aan publiek, producers, cinefielen of filmfans, kan in de filmindustrie als een profeet gelden. Ook zijn laatste film, Le procès de Jeanne d’Arc is weer een unicum geworden. Het werk werd gemaakt naar authentieke teksten die ons van het proces zijn overgebleven. Alleen de taal werd enigszins aangepast. Er wordt, zoals gewoonlijk op processen het geval is, veel, heel veel gesproken. Bresson heeft echter de sensatiesfeer gemeden en heeft zich gehouden aan de dialoog tussen Jeanne en haar rechters. De aanwezige toeschouwers worden slechts af en toe gezien of gehoord. Dus in opname en tegen opname een illustratie van een dialoog. ‘Te literair’ is het verwijt dat dan dadelijk valt. Toch meen ik dat de gesproken taal hier niet meer heeft dan filmtaal. De tekst vervaagt door haar hoeveelheid en door de neutrale toon waarop ze gezegd wordt. Maar ook het beeld is neutraal. Een bijna zuivere registratie, koel, en inderdaad ietwat onmenselijk. Nooit spant Bresson zich in om een historische, dramatische of psychologische sfeer op te wekken.
En dan plotseling gebeurt ‘het’. Ja, plots breekt de film los. Jeanne is veroordeeld. Ze loopt naar de brandstapel. En de camera volgt van dichtbij de vlugge tred op de straatstenen tot aan de brandstapel. Gedurende ettelijke seconden wordt het doek gevuld met witte rook, waar je af en toe het kruis kan door zien dat Jeannes biechtvader haar aanreikt. Als slotbeeld: een verkoolde boomstronk. Daar tussenin krijg je nog een plan met een hond en een ander met duiven op een dak. Meer niet.
En in deze laatste minuten wordt alles duidelijk. Bresson heeft je vijftig minuten lang doen wachten; of liever, hij heeft je gedurende vijftig minuten doen zwoegen en steile wegen doen beklimmen. Het is niet alleen de held uit de film die het lastig heeft, maar ook de toeschouwer heeft moed en doorzettingsvermogen nodig gehad om vol te houden. Bresson heeft het aangedurfd een inleiding van vijftig minuten te maken voor een film van enkele beelden. Maar wat een film! Ik beweer hiermee niet dat het einde zo buitengewoon knap gemaakt is dat men al het vorige nu vergeet. Ook niet dat men nu al het vorige gaat mooi vinden. Maar wel dat men er de zin van begrijpt. Het slot bij Bresson is zoals de dood die zin geeft aan het leven.
De af te leggen weg was nog wat te romanesk in zijn Un condamné à mort s’est échappé. De innerlijk verlossing was nog te ver gebonden aan het uiterlijke. Het symbool was nog te zichtbaar. In Pick Pocket was ook nog een zekere ‘vertaling’ nodig; alhoewel het fabeltje heel wat minder aandacht opeiste voor zichzelf. De ondertitel van Un condamné… luidde: Le vent souffle oú il veut. De slotzin van Pick Pocket was: Quel long chemin j’ai du parcourir pour te trouver, Jeanne.
Le procès de Jeanne d’Arc heeft geen ondertitel nodig. De zingevende sluitsteen zit in het lopen naar de brandstapel en in het opgaan in de rook. Zuiverder, duidelijker, pregnanter kan het niet gezegd worden. Alleen moet men als toeschouwer de moed hebben om zelf de tocht mee te maken, hem zelf af te leggen. Maar het loont de moeite.