Geraspte vingertjes kunnen mooi zijn

Financieel-Economische Tijd 16 Sep 2000Dutch

item doc

Ruim een jaar geleden maakte Charlotte Vanden Eynde als kersvers afgestudeerde aan PARTS haar opwachting in de Kaaitheaterstudio’s met ‘Benenbreken’ en ‘Vrouwenvouwen’. Ze was meteen goed voor een hype, eindelijk terug een Vlaamse choreograaf, met bovendien een Vlaamse naam! Een niet onterechte hype overigens, want haar werk was fris en overtuigend. Nu staat ze weer in die Kaaitheaterstudio’s met ‘Lijfstof’, een duet met de even Vlaamse en ook al piepjonge Ugo Dehaes, die reeds enige sporen verdiende bij Damaged Goods. In hun bespiegelingen over het lichaam laten ze de dans in zekere zin achter zich, om in een catalogus van beelden hun fantasieën over het lichaam te presenteren.

Voor het stuk echt van start gaat is het duister in de zaal, op klankband een luid geruis, als een tabula rasa. Die situatie zal tussen alle scènes volgen, alsof het ene beeld op een krachtige manier weggewist moet worden om plaats te maken voor een ander. Als het licht aangaat zie je twee kartonnen dozen op de bühne, met twee naakte ruggen die er net bovenuit steken. Het is een treffend beeld, de kleuren van doos en lichaam sluiten precies bij elkaar aan. Er volgen minimale bewegingen, of eerder exploraties van het lichaam in die beperkte ruimte. Het enige verloop bestaat uit het krommen van een rug, het spannen van nekspieren, eventueel een arm die naar buiten bengelt. Het beeld treft letterlijk, er is nog nauwelijks een lichaam in te herkennen. De permutaties die door de enscenering en kleine verschuivingen totstandkomen bewegen zich op de grens van het obscene. Wat je ziet zijn vleeshompen die aan de schilderijen van Francis Bacon herinneren.

Er volgt een nieuw beeld, waarin de rest volledig opnieuw wordt geënsceneerd. Een nieuw lichaam krijgt vorm, met veel zorg en fantasie. Dehaes vormt met zijn lichaam een brugje tussen twee togen, een spot belicht enkel zijn romp. Vanden Eynde kleedt de romp aan met allerhande objecten. Fopspenen evoceren tepels, met een garendraadje rondom gewonden lijkt het lichaam op een rollade. Dan weer streelt Vanden Eynde de rug met een borsteltje. Het nieuwe lichaam baadt door de fascinatie voor objecten in een soort prothetische poëzie.

Dat herschrijven van de banden van het lichaam met zijn dagdagelijkse context draagt een sterke beeldende kracht in zich. In de volgende scène knipt Vanden Eynde zich bijvoorbeeld in de vingers, of stopt haar hand in een hamburgerpers. En als ze haar vingertjes door een rasp haalt, is dat zo mooi dat elke keukengruwel ter plekke sublimeert. Vanden Eynde is een goede performer, ze moet op geen enkel ogenblik virtuoze technieken uit de kast halen om tot resultaat te komen. Ze lijkt precies te weten hoe een beeld kan spreken.

Een teveel aan protheses of een maximale enscenering kan ook leiden tot een ander uiterste: doorheen een exces aan beelden het lichaam niet meer zien. Vanden Eynde hult zich in een lang kleed, haar hoofd zit verpakt in een cilinder, met bovenaan een kijkraampje. In de drang naar een intieme omgang met objecten is haar lichaam volledig verdwenen. Zelf lijkt ze nog op te gaan in het beeld, als in een trance, maar tegelijk slaat er ademnood toe. Het is een situatie die niet lang vol te houden is. De subtiele verglijding van een visuele lichaamscanon naar tactiele fantasieën geraakt uit balans en slaat om in een nieuwe beeldcanon, letterlijk een keurslijf. Even obsceen als het openingsbeeld, zo blijkt even later: Vanden Eynde en Dehaes verschijnen van top tot teen gehuld in kruippakken van gaasdoek, en dansen op groteske wijze als marionetten. Elke persoonlijkheid die met het lichaam was verbonden is verdwenen. Zelfs elke menselijkheid is verdwenen, ze zijn poppetjes geworden.

Vanden Eynde en Dehaes objectiveren het lichaam op uiteenlopende manieren. En toch verdwijnen die processen steeds weer naar de achtergrond ten voordele van de beelden zelf. Want dat is wat ze doen: beelden maken, veeleer dan dansen of choreograferen. ‘Lijfstof’ is als een glossy magazine waarin plaatjes, anekdotes en humor elkaar afwisselen en ons even doen stilstaan bij het lichaam. Als het gaat om de kracht van beelden, de manieren waarop sublimatie plaatsvindt, is ‘Lijfstof’ een boeiend werkstuk, dat eerder aansluit bij gevoeligheden van beeldende kunst dan bij dans. Het stuk spreekt ondanks de beklemmende ondertoon echter vooral door de schoonheid van de beelden zelf, niet door hun (conceptuele) beweeglijkheid. En dat maakt van ‘Lijfstof’ bij momenten ook een wat vrijblijvende collectie plaatjes.