Performance van Plischke baldadig en briljant
Brussel -- De Münchense choreograaf Tom Plischke studeerde twee jaar geleden af bij PARTS en zat sindsdien niet stil. In de Beursschouwburg in Brussel pakt hij uit met een nieuwe voorstelling, Events for television (again) en een herneming van drie oude solo's.
Events for television (again) is de omschrijving "event" meer dan waardig. Het stuk zit barstensvol briljante gedachtebeelden, die dan nog hoogst onconventioneel voorgesteld worden. Dat Plischke daarbij niet altijd maat kan houden, neem je er graag bij.
Het publiek wordt in het café van de Beursschouwburg aan zijn lot overgelaten: je ziet maar waar je gaat staan of zitten. Want al is er met een zeil wel een "dansvloer" afgebakend, al snel blijkt dat de actie overal kan opduiken.
Zelfs terwijl je wacht op de aanvang van de voorstelling, blijkt ze al begonnen. Nette dames en heren komen je de hand schudden, alsof je samen met hen aan een meeting zal deelnemen. Als de voorstelling "echt" begonnen is, noteren ze gegevens over je persoon om ze later neer te schrijven op het ontblote bovenlijf van een danser die onder luid gekrijs tussen de toeschouwers door gesleept wordt.
Deze voorstelling leent evenveel van performance-art als van podiumkunsten. Het is een verzameling beelden van, rond en met lichamen die een artistieke reflectie zichtbaar maken. Een artistieke reflectie die het tegengestelde is van bijvoorbeeld een wetenschappelijk vertoog dat geen plooien en schaduwen vertoont maar alle onbeslistheden wegschrijft.
Plischke daarentegen verlustigt zich in het tonen van paradoxen die, in al hun ongerijmdheid, bijzonder scherp aankomen.
Het oorspronkelijke uitgangspunt van de voorstelling moet Nijinski's Sacre du Printemps geweest zijn, een mythisch verhaal over dansen totterdood, historisch gezien de aankondiging van de moderne dans.
Dat extreme gegeven is echter maar een aanleiding, net zoals de danscitaten van Cunningham een aanleiding zijn om na te denken over de spanning tussen schijnbaar tegengestelde begrippen als discipline en exces, met op de achtergrond een voortdurend nadenken over zin en onzin van het artistiek bezig zijn.
Dat laatste wordt, naar het einde van de voorstelling, duidelijk gemaakt, wanneer je op een klankband een monoloog hoort van Marcel Duchamp over goede (en slechte kunst. Het verschil is volgens hem, op het moment van maken en tonen, onbeslisbaar. Het gaat hoe dan ook om kunst, zegt Duchamp, net zoals ook "goede" en "slechte" gevoelens allebei gevoelens zijn.
Een tegenstelling die er dus geen is, net zoals de voorstelling van Plischke erin slaagt tastbaar te maken hoe onzeker en onbeslisbaar de grens tussen schijnbaar tegengestelde dingen als discipline en uitspatting, of ook tussen publieke terughoudendheid en intieme vrijheid wel is.
Het is een wonderlijke en genietbare voorstelling omdat Plischke niet in grote woorden blijft steken, maar zijn gedachten concreet maakt met de lichamen van zijn dansers. Hij heeft een bijzonder goed oog voor wat de fysieke verschijning van dansers kan aanrichten in een theaterbeeld.
Vaak wordt het publiek agressief betrokken in de actie. Niet door het met rotzooi te bekogelen, maar door het rechtstreeks aan te spreken. Ook de intimiteit of afwezigheid van de kijker tegenover , het scènegebeuren is een heilig huisje dat er moet aan geloven.