Klapstuk '99 laat ongemakkelijk gevoel na

De Standaard 4 Nov 1999Dutch

item doc

Leuven -- Van tweeën één: ofwel gebeurt er niets nieuws meer in de dans en overleeft de kunst op peptalk tot er betere tijden aanbreken. Ofwel is er iets aan de hand met de invulling van het Klapstuk-festival, dat afgelopen weekend ten einde liep.

Hoewel dans wellicht niet meer de kunst is waar "het" gebeurt, zoals in de jaren '80, houd ik het er voorlopig op dat het Klapstuk '99 mangelde aan een goed onderbouwde opzet.

Vooral de "neoklassieke" voorstellingen op dit festival, die van Thomas McManus en Dana Caspersen, toonden hoe kwetsbaar dans wel kan zijn, als hij ontdaan is van de parafernalia die hem herkenbaar maken. Door een jarenlange omgang hebben we leren zien wat de inzet is van de vreemde kronkelingen van postmoderne dansers als Steve Paxton. Het blijkt echter heel wat minder evident, om te gaan met ijle bewegingsgedichten, die geformuleerd zijn in een al te herkenbare taal -- het klassiek ballet -- als elke gemakkelijke zingeving en betekenis ons daarbij onthouden wordt.

Als een festival twee van die voorstellingen programmeert, dan is het aan zichzelf en de uitgenodigde kunstenaars verplicht om een context te creëren waarbinnen de woorden en de gedachten kunnen ontwikkeld worden om over dit werk te spreken.

Vorige edities van Klapstuk blonken precies op dat punt steeds uit. Die erfenis van Michel Uytterhoeven, Bruno Verberght en Johan Reyniers-Koen Kwanten werd, volgens mij, het voorbije festival verkwanseld. Ik plande een bezoek aan de gesprekken van danser-choreograaf Randi De Vlieghe met de kunstenaars. Maar het alarmerend bericht van mede-festivalgangers dat het hier om een mislukte, en inhoudelijk onzinnige persiflage op tv-shows ging, bracht mij snel van dat voornemen af.

Helaas, een andere inhoudelijke discussie was nergens te bekennen, op schaarse gesprekken met andere festivalgangers na. Dat was vroeger wel even anders. Toen destijds op het festival een eminent denker en choreograaf als Steve Paxton in dialoog ging met andere theatermakers kon je, mede door zijn scherp oog voor het functioneren van een stuk, in korte tijd belangrijke inzichten over moderne dans verwerven. Respect voor de makers was daarbij het sleutelwoord.

Als in dit festival Anne Teresa De Keersmaeker van stal gehaald wordt, blijkt dat allerminst aanwezig. Zij is er als mediatiek evenement. Foute boel, heet dat boven de Moerdijk.

Een ander, verwant discursief probleem van dit festival was het taalgebruik en de attitude die het verraadt. "Rare kwieten" of "straffe madammen" zijn op het eerste gezicht sympathieke, wat onbevangen uitdrukkingen van respect voor kunstenaars.

Ik deel zo'n niet-gereflecteerde bewondering voor kunstenaars niet. Maar ik lijd ook niet onder de zoölogische fixatie waarvan dit festival af en toe blijk gaf. Hoe langer hoe meer had ik het gevoel dat dit festival aapjes-kijken-in-de-dierentuin was.

Een kniesoor die daar op let? Mijn rol is die van kniesoor. Ik heb er dan ook op gelet. Een festival voor hedendaagse dans heeft, denk ik, twee bestaansredenen.

Enerzijds wil je er een aantal brandende kwesties of belangrijke tendensen zichtbaar en bespreekbaar maken. Zoals gezegd, dit festival mislukte op dat punt con brio.

Anderzijds wil je ook (jonge) kunstenaars een context bieden waarin ze zich op een waardige manier kunnen meten met anderen. Dat betekent dat je als organisator tijdig moet ingrijpen als het fout gaat. Zelfs als de kunstenaars in kwestie van geen goede raad willen weten. In minstens twee gevallen -- het doet er weinig toe welke -- liet de organisatie verstek gaan op dit punt. Dat is niet ernstig.

Evenmin ernstig is het om, met nogal wat mauvaise conscience, de actualiteit alsnog aanwezig te stellen in voorstellingen die actuele kwesties lijken aan te snijden, maar in feite verleiding met kritiek verwarren. In het geval van Montalvo & Hervieu was dat evident: de multiculturele samenleving als een vrolijke optelsom van etnische tics voorstellen is, wat mij betreft, intellectueel onzindelijk, ondanks het vermakelijke resultaat.

De installatie Oraculos van Enrique Vargas is intelligenter, maar daarom ook verraderlijker. Wat Vargas doet, komt neer op een subtiele manipulatie van je zintuiglijke ervaring. Door er een hocus-pocus over een "persoonlijke" vraag tijdens een "persoonlijke" reis aan toe te voegen, doet hij het voorkomen alsof we hier aan de metafysica raken. Niets van, je wordt gewoon, door een uitgekiende actie op je zintuigen, tijdelijk geherprogrammeerd om in een bepaalde stemming te komen. Oraculos is geen metafysica, maar mechanica (van de verleiding).

Klapstuk '99 stond ook in het teken van de verleiding. Op zich okay, als het niet het enige is dat bijblijft. In het jargon van dit festival: hopelijk blijft een "Space Odyssey" als deze ons in 2001 bespaard.