Hoe lang is Belgiƫ nog navel van danswereld?

De Standaard 24 Jun 1999Dutch

item doc

Hoe lang is België nog navel van danswereld? Van onze medewerker BRUSSEL -- Het aflopend seizoen zal in de geschiedenis van de dans niet in gouden letters worden geschreven, daarvoor waren grensverleggende momenten te zeldzaam. Desondanks was het aanbod eens te meer rijk en divers. Nu is de dansliefhebber verwend, terwijl er hier twintig jaar geleden nauwelijks iets te beleven viel.

HET SEIZOEN 2

Brussel wordt nu zelfs vaak genoemd als de Europese hoofdstad van de dans. De aanwezigheid en groeiende internationale reputatie van PARTS, de dansopleiding van Rosas en de Munt, is daar niet vreemd aan, net zo min als het aantal internationaal gereputeerde choreografen dat in België is gevestigd. De Keersmaeker, Fabre, Platel, Vandekeybus en zelfs Smits; de namen zijn bekend.

Ook buitenlanders hebben Brussel/België ontdekt. Meg Stuart, die er keer op keer in slaagt belangrijke beeldende kunstenaars te betrekken bij haar werk, bouwde haar carrière bij ons op. Maar ook kunstenaars die op dit ogenblik slechts in kleine kring erkenning krijgen voor hun baanbrekend of eigenzinnig werk, zoals Jonathan Burrows, Emio Greco en Boris Charmatz, worden vanuit ons land sterk ondersteund of zijn hier zeer regelmatig te gast.

In hun kielzog is er ook ruimte en aandacht voor "jonge" choreografen. Jong is helaas vaak een eufemisme voor onderbelicht, gebrekkig ondersteund en ondergewaardeerd. Dat geldt voor Alexander Baervoets, Thomas Hauert en Annamirl van der Pluijm, die elk voor zich zeer consequent werk maken. Van der Pluijm is overigens een van de weinige Nederlandse choreografen die hier vaste voet kregen. In tegenstelling tot theater is het grensverkeer tussen België en Nederland vreemd genoeg nog steeds erg schaars; zelfs de grote Nederlandse dansensembles zijn hier nauwelijks te zien.

Reden voor hoera-geroep? Het aanbod mag dan groot zijn, de omstandigheden waarin choreografen moeten werken zijn vaak weinig riant. Subsidies voor dans bedragen bijvoorbeeld nog steeds maar een fractie van de relatief gigantische subsidie voor theater. Dat maakt veel choreografen te afhankelijk van wat hun vanuit kunstencentra en andere instellingen wordt toegeschoven.

Dat bleek dit jaar pijnlijk toen een grote compagnie als Ultima Vez (Wim Vandekeybus) op de stoep werd gezet als huisgezelschap van de KVS. Zo kwam ze plots voor enorme infrastructurele en dus financiële problemen te staan. Bert Van Gorps avontuur als huischoreograaf van het NTG liep eveneens op een sisser af.

Aan Franstalige zijde is de situatie nog prangender: de machtspositie van Charleroi/Danses is haast absoluut. Het is het huisgezelschap van Frédéric Flamand én kunstencentrum voor jonge dansers -- voor de verklaring van jong: zie hoger -- én festival. Zoveel macht in een hand, tegenover zo weinig middelen voor de kunstenaars zelf, dat is niet gezond.

Terwijl België in het algemeen en Brussel in het bijzonder, onder andere door PARTS als een magneet werkt op jonge choreografen en dansers, merk je dat ze relatief weinig kansen krijgen. Resultaat: een genadeloze ratrace voor speelmogelijkheden of een plaats in een compagnie. Toch zijn er aanwijzingen dat velen in het veld zich bewust zijn van de problemen en die willen verhelpen.

Vorig jaar was er Pierre Droulers' initiatief Multum in parvo en voor volgend jaar kondigt zich een nieuw initiatief aan van Brussel 2000 en PARTS om jonge choreografen een platform te geven. Er zijn nog signalen: van de nieuwe bewindsploeg van Dans in Kortrijk; de verhoogde aandacht voor dans bij Kaaitheater, dit jaar bevestigd; zelfs de Beursschouwburg breidt zijn aandacht voor jonge theatermakers, een beetje schuchter, uit naar de dans.

In Antwerpen verschuift er iets bij Monty en bij De Beweeging, waar een projectgewijze aanpak plaats laat voor nieuwkomers -- al blijven de oude huisartiesten de doorslag geven. In Gent maakt vooral Vooruit plaats voor nieuw werk, maar hun formule van de short formats is eerder ongelukkig. Alain Platel blijft de gulle gastheer die hij altijd was.

Het is belangrijk dat deze initiatieven, nu nog verspreid, degelijk onderbouwd worden. Op de keper beschouwd is de centrale plaats van ons land in de dans immers veeleer het gevolg van veel toeval dan van een doordacht beleid. Het is dus niet denkbeeldig dat dit elan als sneeuw voor de zon verdwijnt, even plots als het is opgedoken.

Tot slot: het beste van het afgelopen seizoen, uiteraard een subjectief lijstje. Vooraan zeker het recente werk van Charmatz, Burrows en Greco, wegens de vernieuwing die zij elk op hun manier doorvoeren in de choreografische taal. Voor hen staat geen dogma vast. Het geeft hun werk een sixties-achtige frisheid.

Die blijkt ook uit Meg Stuarts ontwikkeling; haar werk is bij jonge dansers zeer invloedrijk. Haar belangstelling voor improvisatie vinden we ook terug bij Alexander Baervoets, die dit jaar op dat gebied drie briljante studies toonde. Annamirl van der Pluijm kon andermaal verrassen met twee intrigerende portretstudies.

En, last but not least, ook Anne Teresa De Keersmaeker kende een vruchtbare periode, met als uitschieters Drumming in de zomer van 1998 en de theaterregie Quartett, samen met theatergezelschap Stan, met danseres Cynthia Loemij in de glansrol van Merteuil. Pieter T'JONCK