Dansen op een vlot
Het Franse woord "herse" staat voor een roosterconstructie met stekelige punten. In de eerste betekenis een egge, bij uitbreiding ook poortgrille met pinnen, een hekwerk om te dreggen, een staketsel en zelfs de constructie van bovenlichten op de theaterscène. Wat heeft Herses (une lente introduction) van de Franse choreograaf Boris Charmatz daarmee gemeen?
Vooral dat ook dit stuk een stekelige structuur heeft, vol dubbele bodems, die ploegt door de weerbarstige muzikale laag van Helmut Lachenmann. Net als bij A bras-le-corps wordt het publiek verzameld rond de scène, wat verwijst naar een meer intense betrokkenheid tussen dansers en toeschouwers dan de gebruikelijke frontale opstelling.
Die "openheid" wordt uiterst nadrukkelijk versterkt door de verschijningswijze van de dansers, die alle vijf naakt zijn. Cellist Frédéric Peyrat is dat niet. Hij behoort tot het klankdecor, dat verder bestaat uit een reeks gettoblasters rond de scène. Het synchroon opstarten van de tapes vormt het startschot van de voorstelling.
Alle gangbare verwachtingen worden onderuit gehaald. De dansers, meestal slechts vier van de vijf, gaan op een kluitje bij elkaar staan in het midden van de scène. Hun speelvlak is een verheven rechthoek van piepschuim, waar een willekeurige tweede rechthoek uit weggesneden is, afgewerkt met metalige platen die een witte boord zichtbaar laten. Licht is enerzijds verblindend aanwezig door Tl-buizen op de vloer, an- derzijds heel spaarzaam, met een accent op de oplichtende rand van het vlot, het staketsel waar de dansers op staan.
De eerste indruk is er een van onwennigheid, die bij de dansers nog veel groter is dan bij de toeschouwer. Een vrouw die haar voetzolen afveegt, alsof het contact met de vloer onaangenaam is, een andere die verkrampt met getrokken schouders rondstapt: het lijken wel ruimtevaarders op een onbekende planeet.
De tegendraadsheid van de retoriek is erg opmerkelijk. De hele voorstelling blijft even onvoorspelbaar, alsof de maker zich vooral heeft afgevraagd wat er op een scène met lichamen in beweging "echt" kan gebeuren, wars van alle vastgeroeste figuren van ballet en dans. Om te beginnen wordt snelheid, meeslepende beweging, op een uitzondering na, geruild voor een traag, tastend ritme. Andere kwesties lijken te zijn: welke band er te leggen valt met een publiek; bestaat het onbezoedelde, naakte (en dus niet cultureel geduide) lichaam op scène?
Op het eerste gezicht komen er weinig antwoorden. Wel zijn er aanzetten: een onverwacht sierlijk reiken naar de hemel, een armbeweging alsof iets uitgestrooid wordt. Die klassieke vrouwelijke bevalligheid wordt steeds vrij snel afgebroken. Een ander beeld is dat van een danser die als een moderne Pan wild rondhuppelend, met onverwachte virtuositeit, de omgeving van het vlot verkent.
En uiteraard zijn er twee man- vrouw-paren die elkaar benaderen. Het ene paar doet dat liggend, met een heel dicht contact dat voortvloeit uit val- en rolbewegingen. Het heeft nauwelijks iets gemeen met wat je je bij intimiteit voorstelt. Het andere paar blijft op de been, schutterig bijna rond elkaar draaiend, met de blik steeds de andere kant op. En dat alles gecombineerd met de "concrete" muziek van Lachenmann, die al wie een meeslepende score bij een meeslepende dans verwacht, volledig op zichzelf terugwerpt.
Je moet je voor deze voorstelling, met zijn half-ironische tegendraadsheid, openstellen om de moeilijke vragen te onderkennen waarmee theatermakers kampen.
Nog in het Lunatheater in Brussel, zaterdag om 20.30 uur, en volgende week in de Monty in Antwerpen.