Meg Stuart vindt lichtere toonaard
De Amerikaanse choreografe Meg Stuart houdt van samenwerkingen met beeldend kunstenaars. In eerder werk leverde dat sterke beelden op, over het lichaam als een duistere schemerzone aan de rand van ons bewustzijn. Met performancekunstenares Ann Hamilton maakte Meg Stuart nu Appetite, waarin dezelfde thema's in een lichtere toonaard bespeeld worden.
Thema's als vergankelijkheid en dood, verlies van zelfbewustzijn blijven op de achtergrond meeklinken. De acteurs-dansers die we hier zien, zijn echter ook een soort personages, met een eigen rol in een groep. De gebeurtenissen die uit het treffen van deze groep voortkomen, zijn vaker grappig of teder dan navrant.
De scène-inrichting van Hamilton bepaalt totaal je waarneming. De hele achterwand wordt gevuld door een licht doorhangend, ongekleurd grauw doek. Naarmate de voorstelling vordert, verschijnen er vochtvlekken op.
De scènevloer is bij de aanvang van de voorstelling dan weer helemaal bedekt met een lichtgekleurd, verfomfaaid doek. Als dat door een danser langzaam weggetrokken wordt en als het ware "verteert" in zijn buik, zie je daaronder een fijne pel okerkleurige klei. Het vormeloze en langzaam verpulverende uitzicht ervan, de wijze waarop het aan de dansers blijft kleven, de vochtsporen in de achtergrond: het zijn allemaal ondubbelzinnige verwijzingen naar het lichaam, als een verouderende, vochtige huid.
De wisselwerking tussen dat lichaam en zijn omgeving om te bestaan en te overleven -vandaar wellicht de titel Appetite- krijg je ook te zien in beelden van eten, en zelfs zwelgen in eten. Je ziet hoe Heine Avdal zijn hoofd begraaft in een brood, dat dan door Yukiko Shinozaki weer weggehapt wordt. Maar ook textiel kan die rol vervullen: dansers die zich helemaal inwikkelen in balen oude kleren of stof bijvoorbeeld.
Bovenop die, letterlijk, eerste laag van het stuk ontwikkelt zich een tweede: hoe de dansers met hun eigen en elkaars lichaam omgaan, elkaar opzoeken en betasten of juist afstoten. Die actie ontrolt zich volgens een bijna kinderlijke logica.
Soms is zo'n actie verbluffend simpel en herkenbaar: Avdal en Ugo Dehaes die steeds luider proesten, en in hun tweestrijd zo opgaan dat ze geen oog hebben voor Rachid Ouramdane die ertussen komt staan.
Op andere momenten zijn de contacten subtieler. Zo is er minstens een magistrale scène. De dansers troepen heel dicht op elkaar, achter en rond Meg Stuart. Maar dan wijken ze terug, en gaan als dood in een cirkel liggen. Telkens als Stuart hen wil volgen in deze daad, springen zij op en beginnen te dansen, in tegenfase met Stuart. Op grote nabijheid volgt grote verwijdering.
Strikte personages worden deze dansers net niet, verhaaltjes ontwikkelen zich evenmin. De actie ontrolt zich vanuit het pure plezier van het doen. De improvisatorische oorsprong van het stuk is duidelijk.
Het resultaat is, voorlopig althans, nogal dubbel. Stuart stelde voor deze voorstelling, waarin ze zelf ook danst, een volledig nieuwe cast samen van vooral jonge dansers. Het evidente voordeel is het frisse en onverwachte van wat je ziet, al blijft de hand van Stuart duidelijk aanwezig. Het nadeel is dat ze weinig zelfvertouwen op podium hebben, wat cruciaal is.
Een vergelijking met Pina Bausch dringt zich vaak op, en is precies daarom nadelig voor Appetite. Potentieel prachtige scènes ontaarden daardoor te vaak in weinig communicatief "toneeltje spelen'". Misschien wacht u dus beter nog een maandje om een in aanleg erg mooie voorstelling te zien.
Nog op 12 september in het Lunatheater, Brussel (02-207.59.59). Van 17 tot 19 september in Monty, Antwerpen (03-238.64.97). Volgend jaar voorstellingen in Leuven en Gent.