Baervoets op ontdekkingsreis : "ijsch" verkent pure dans

De Standaard 11 Oct 1997Dutch

item doc

Leuven -- Alexander Baervoets is met ijsch niet aan zijn proefstuk toe in de verkenning van de mogelijkheden van "pure dans". Zijn eerste voorstellingen vertrokken van een sterk vormelijke inspiratie. Ze hadden een zeer klassieke inslag, hoewel de bewegingstaal niet aan het ballet ontleend werd. In Hahaha werden al improvisatorische momenten ingelast, met ijsch wordt het oorspronkelijke model verder geamendeerd.

In Hahaha waren de improvisaties nog stevig ingebed in een algehele structuur. In ijsch wordt, zowel in het bewegingsmateriaal waaruit de voorstelling werd opgebouwd als in de intensiteit van de uitvoering, veel ruimte opengelaten voor de individuele dansers/vertolkers. Dat levert een dans op die, in een vloeiende totaalbeweging, een zeer rijke schakering van tonen, kleuren en benaderingen vertoont.

Wat centraal komt te staan, is niet zozeer de choreografische structuur als wel de eigenheid van elke afzonderlijke danser. Baervoets heeft er echter zorg voor gedragen een theatrale situatie te creëren waarbinnen de dansers niet als solisten los van elkaar kunnen opereren. Juist de onderlinge afhankelijkheid en een zeker risico spelen een grote rol. Er zijn bijvoorbeeld bijzonder mooie momenten waarin een danser een andere helpt om een moeilijke evenwichtsoefening uit te voeren.

De muziek, 48 variations for 2 pianos van John McGuire, live uitgevoerd door Yutaka Oya en Ken-Ichi Nakagawa, speelt in dit werk een belangrijke rol als ondersteuning van de uitvoering. De piano's weven een dromerig tapijt van elkaar aflossende klankreeksen. Ze zijn een voorafbeelding van de manier waarop dansers of groepen van dansers elkaar op de scène komen aflossen.

De opeenvolgende, choreografische beelden verschijnen nooit abrupt: er is altijd een zekere overlapping tussen de interventies van de dansers, vaak met een zekere contrasterende kwaliteit. De spanning tussen de uiterst beheerste bewegingen, vanuit een liggende positie, van Baervoets zelf en de licht clowneske, heftige sprongen en uithalen van Fernando Martin even later, is maar een van de voorbeelden daarvan.

Op die manier is ijsch een zeer boeiende voorstelling, louter vanwege het plezier van het kijken naar de lichamen van de dansers, met al hun eigenaardigheden en hebbelijkheden.

Abstact

Toch blijven er ook vragen bij dit soort werk. Het lijkt op een vreemde manier niet "in fase" met de tijd waarin het gemaakt wordt. Het is, weliswaar op een zeer persoonlijke manier, verwant met exploraties uit de jaren '60 en '70. De scenografie, met haar abstracte beelden (twee "vlekschilderijen" en een zeil) lijkt op een gelijkaardige manier schatplichtig aan die periode. Het lijkt wel alsof Baervoets met zijn werk voor zichzelf probeert het hele traject van de postmoderne dans in hoog tempo te hernemen, om een eigen positie te bepalen tegenover die erfenis. Zonder iets af te doen aan de soms grote kwaliteiten van deze voorstelling, blijft dat wat bevreemdend.

Op tournee doorheen Vlaanderen.