Een opbod aan solo's

De Standaard 24 Sep 1997Dutch

item doc

Het tweejaarlijkse Leuvense dansfestival Klapstuk is aan zijn achtste editie toe, met een reeks van vierentwintig voorstellingen en verschillende randactiviteiten zoals gesprekken met choreografen, een studiedag en lezingen. Het is de tweede, en meteen ook de laatste, festivaleditie die onder de artistieke leiding staat van Johan Reyniers. Hij werd door nieuwe Kaaitheater-directeur Guy Gijpens uitgenodigd om daar dramaturg te worden.

Deze editie bevestigt de belangrijke erfenis van Reyniers. Onder zijn artistiek leiderschap kreeg Klapstuk een vernieuwd profiel, waarin een van de sleutelbegrippen net de kwestie van overerving -- van danstradities uiteraard -- is. De confrontatie van belangrijk hedendaags "klassiek" geïnspireerd werk met de (post)moderne dans, ondersteund door theoretische reflectie, is een pijler van dat profiel.

Reyniers: "Vorige keer is mij door sommigen verweten dat het een thematisch festival was. Dat is niet zo, hoewel er toen, net als nu, lijnen en verbanden te trekken zijn tussen de voorstellingen. Sommige zijn bewust nagestreefd, andere zijn toevallig. Maar dat betekent niet dat een festival voor mij een vehikel is om een inzicht door te drukken. Trouwens, wij hebben de financiële middelen niet om het "ideale" programma samen te stellen. Met een groter budget hadden wij misschien gedeeltelijk andere voorstellingen gekozen. Een programma is altijd een compromis tussen wat je wil en wat je kan laten zien."

Welke grote lijnen zie je nu zelf in de programmatie?

"Een formele lijn die als rode draad door het festival loopt is de solo. De jongste jaren merk je dat de solo erg in trek is bij dansers, wellicht omdat het voor hen een soort herbronning is, een zoektocht naar wat hen echt bezighoudt. Het aantrekkelijke voor een publiek is dat er een veel directer contact is: een solodanser is veel meer overgeleverd aan zijn publiek dan een danser in een grote groep. Daarnaast is het natuurlijk ook zo dat een solo, zeker voor jonge choreografen en dansers, financieel ook veel gemakkelijker haalbaar is. Dat geldt trouwens ook voor Klapstuk als organisatie."

"Wat de 'grote namen' betreft kan Klapstuk in het mee-produceren of stimuleren van zo'n kleiner werk een interessante rol spelen, terwijl we voor de presentatie van hun grote-zaalvoorstellingen vaak de locatie of het budget niet hebben. Andere huizen nemen die taak trouwens al waar. Zo tonen wij de reeks van vier solo's die Jan Fabre maakte voor vier dansers die bij hem werk(t)en. Daarnaast is er de Rosas-productie met drie danssolo's door Vincent Dunoyer, gechoreografeerd door onder anderen Anne Teresa De Keersmaeker. Voor Rosas is deze voorstelling, hoe klein ze ook is, een belangrijk moment: het is de eerste keer dat er een danser en twee choreografen van buiten het gezelschap aangetrokken worden om een werk te maken voor de compagnie. De vraag naar dat soort uitbreiding is al enige tijd aan de orde binnen Rosas."

"Daarnaast laat het formaat van de solo ook gemakkelijker een confrontatie toe tussen het werk van beginnende choreografen en gevestigde namen. Je zal merken dat er zeer veel nieuwe en eigen producties zitten in het festival. We zijn geen receptief festival maar proberen juist nieuw werk te tonen en te stimuleren. Op de solo van Jan Ritsema wil ik tenslotte nog apart de aandacht trekken. Het is overduidelijk dat hij geen getraind danser is en ook niet de leeftijd of de lenigheid bezit om hoogstandjes te tonen. Maar daarin ligt ook het provocerende van zijn Pour la fin du temps; het mag dan wel een dogma van de postmoderne dans zijn dat elke beweging en elke leeftijd moeten kunnen, eens van een bepaalde standaard afgeweken wordt, blijkt het dogma niet te kloppen. Heel wat mensen schreeuwden moord en brand over de kwaliteit van deze voorstelling."

Vorig festival werd er nadrukkelijk een verband gelegd tussen postmoderne en klassieke dans. Hoe zet je dat onderzoek hier verder?

"Agon van Balanchine, uitgevoerd door het Nederlandse Nationale Ballet is de opener van het festival. Zijn werk, dat trouwens een belangrijke inspiratiebron was voor Hans van Manen, de centrale gast van het vorige festival, is hier relatief onbekend. Het Ballet van Vlaanderen heeft het bijvoorbeeld niet meer op zijn repertoire. Maar tegelijk kan je er niet om heen dat Balanchine voor het hedendaags klassiek ballet van een doorslaggevende invloed is geweest en dat invloeden daarvan ook in recent werk van Fabre en Rosas na te trekken zijn. Ook werk van een Amanda Miller, Anouk van Dijk en zelfs Emio Greco gaat op zijn voorbeeld terug.

"De keuze is op Agon, Grieks voor wedstrijd, gevallen omdat het werk bestaat uit een reeks korte solo's, duo's en trio's die elkaar verdringen, als in een wedstrijd. De structuur van de voorstelling is zo als het ware een metafoor voor de structuur van het festival: een opbod aan solo's."

"Belangrijk is wel dat we in dit festival ook de moderne dans niet als iets volkomen nieuws tonen, maar peilen naar de traditie die deze beweging op een goede dertig jaar tijd heeft uitgebouwd. Jennifer Lacey, Alexander Baervoets en Benoît Lachambre zijn mensen die zeer bewust deze traditie hanteren. Daarnaast produceerden we een voorstelling waarin drie ex-Cunningham-dansers, Dennis O'Connor, Susan Quinn en Gus Solomons Jr., een dialoog aangaan met de erfenis van de grote meester."

"In zekere zin worden in dit festival dus de twee "iconen" van de naoorlogse dans, Balanchine en Cunningham, door het werk van hun nakomelingen met elkaar vergeleken. Ik denk dat je zal merken dat de simpele tegenstelling klassiek-Balanchine en postmodern-Cunningham slechts node vol te houden is."

Er is ook improvisatie, video en theater opgenomen in de programmatie.

"De improvisatie staat tussen de Balanchine-voorstelling en de reeks nieuwe solo's in, ook weer als een wedstrijd tussen verschillende dansers, afkomstig van De Keersmaekers P.A.R.T.S. en PEP, Performance Education Program, het eigen opleidingsinitiatief van Klapstuk. We wijken wel wat af van het voorbeeld van Crash Landing. In die improvisatievoorsteliingen van Klapstuk was zowat alles mogelijk, wat niet altijd een zeer bevredigend resultaat gaf. Nu vragen,we uitsluitend mensen die technisch opgeleid zijn, en willen we het zo dansant mogelijk houden."

"De theatervoorstellingen, zowel van Stan (Oude Meesters) als Raimund Hoghe, zijn geprogrammeerd om de context van het festival open te trekken, en omdat ik het belangrijk werk vind. Dat geldt ook voor het videowerk, waarvoor we de gelegenheid hadden om als co-producent op te treden. Ik vind niet dat we als festival op een danseilandje moeten gaan zitten. Het is juist interessant om te laten zien hoe kwesties die in de dans aangekaart worden ook in andere disciplines aanwezig zijn.

Klapstuk van 29 september tot 22 oktober in Stuc, Stadsschouwburg en andere locaties in Leuven. Informatie: 016-20.81.33. Internet: http://www.stuc.kuleuven.ac.be/klapstuk