Meg Stuart spil van geslaagde improvisatie
LEUVEN -- Wellicht was het meest geslaagde evenement van het vorige Klapstuk-festival, een reeks improvisatievoorstellingen, georganiseerd door Katie Duck. De verbluffende resultaten van toen hebben jongere kunstenaars wellicht aan het denken gezet. Het resultaat is een nieuw improvisatie-project, Crash Landing, een samenwerkingsverband tussen Meg Stuarts gezelschap Damaged Goods, Stuc en Klapstuk.
De improvisatie beperkt zich niet tot dans alleen. Muzikanten, stenografen, videasten en fotografen doen mee hun duit in het zakje. David Linton en Hahn Rowe, DJ Low en Vincent Malstaf en Pierre Bastien zorgen met een veelheid aan elektronische en versterkte akoestische instrumenten en tapes voor een klanktapijt dat voortdurend nieuwe injecties geeft aan het dansgebeuren.
Die injecties zijn ook nodig. Crash landing bouwt wellicht voort op de vroegere positieve ervaringen niet Steve Paxton en Katie Duck. Maar de inspiratiebronnen, de aanpak en ervaringen van de jonge generatie dansers die hier aantreedt verschillen hemelsbreed van de generatie die zich enthousiast op contact improvisation stortte. En dat maakt het samen improviseren, het zoeken naar communicatie tijdens het dansen zelf zonder vooraf vastgelegde wegwijzers, blijkbaar heel wat moeilijker. Het maakt het project echter tegelijk bijzonder interessant.
Bij "contact"-voorstellingen ervaar je vaak een bijzonder grote voorspelbaarheid. Ondanks de nadruk die gelegd wordt op het spontane, blijken dezelfde soort vloeiende valbewegingen steeds weer voor te komen. Het theatrale, de aanwezigheid van een publiek verdwijnt daarbij vaak volledig op de achtergrond. Alles baadt in een zachte, wollige sfeer.
Paxton zelf vormt daar, al is hij de theoreticus van de beweging, een uitgesproken uitzondering op. Het lijkt wel alsof hij een zesde zintuig heeft voor de wijze waarop interventies of juist afzijdigheid in het gebeuren plots een zekere betekenis, een moment van belangstelling, het vermoeden van een soort plot kunnen veroorzaken.
Naast Meg Stuart treden ook David Hernandez en Christine De Smedt aan, José Nvas, Nasser Martin-Gousset en Vera Mantero (met Olga de Soto en Jan Ritsema als "special guests"). Ze hebben een uitgesproken theatrale présence en belangstelling. De manier waarop Mantero of Stuart dansen bijvoorbeeld, kan je uit duizend andere herkennen. Veel meer dan met pure dans-om-de-dans zijn zij bezig met de betekenissen van het lichaam, wat het buiten de woorden om kan mededelen over de innerlijke mens.
Tegelijk moet daar ook een besef ontstaan zijn van de autistische kant van zo'n danstaal. De verhoogde bewustheid van het eigen lichaam en zijn effecten voor een publiek kan ook een soort rem worden op het ontwikkelen van een artistiek betoog, op een inzet die het belang van de eigen zielenroerselen overschrijdt. De kennismaking met Paxton, die in zijn optredens dat remmende zelfbewustzijn op een wonderlijke manier kan verlaten om zich geheel te geven, moet een soort uitweg getoond hebben.
Plots openen zich dan mogelijkheden die voor de eenzame danser niet gegeven zijn. De voorstellingen tonen ook een merkwaardig, zeer hedendaags aanvoelend beeld van zoekende, maar tegelijk sterk op zich teruggeworpen figuren. Plots, in een enkel wonder moment vinden ze aansluiting bij wat hen vreemd is: de ander.
Dat er ook doodse momenten zijn, waarin allen terugvallen op het eigen idioom, neem je er dan graag bij.