Monoloog-formaat te klein voor "Maria Magdalena"
BRUSSEL -- Voor de voorstelling Maria Magdalena baseerde Peter van Kraaij zich op Maria Magdalena of de verlossing van Marguerite Yourcenar uit de bundel Feux (1936). Frieda Pittoors brengt de tekst als een monoloog. Hoewel ze een sterk staaltje akteren ten beste geeft, en de aksenten die zij samen met de regisseur in de tekst legt op het eerste gezicht juist lijken, is de inzet van deze voorstelling toch niet helemaal duidelijk.
In Yourcenars tekst blikt een oudere vrouw, Maria Magdalena, terug op haar leven. Het gaat niet om een losse reeks herinneringen, maar om een sterk gekomponeerde tekst, vol metaforen en ellipsen, die naar een konklusie toewerkt: het leven van Maria Magdalena is een lange weg naar een verlossing, niet van de zonde, de begeerte of de dood, maar van (de illuzie van) het geluk.
De Maria Magdalena van Yourcenar is geïnspireerd op de vrouw uit het Nieuwe Testament, en de mensen waar ze het over heeft zijn dat ook: Johannes de Doper, Lazarus, Martha en ook Jezus Kristus zelf. Yourcenar legt haar eigen verbanden tussen al deze figuren; de konfrontatie van Maria Magdalena met elk van hen is telkens een etappe in de verkenning van haar eigen begeerte en passie. De konklusie waartoe ze komt is volstrekt tegengesteld aan de heilsboodschap van het Nieuwe Testament.
Deze Maria Magdalena is een vrouw die zich, na de fysieke afwijzing door Johannes op haar huwelijksnacht (hij "kiest voor God") in een spiraal van excessen stort, die eindigt met een onmogelijke passie voor Kristus. De wijsheid die zij zo bereikt is niet die van de Kristelijke verlossing, maar de bittere vaststelling van de onvervulbaarheid van het verlangen. Haar verlossing is dat zij geen verlossing, geen geluk meer verwacht, niet hier en niet in het hiernamaals.
De enscenering van van Kraaij en Pittoors werkt dit verhaal uit vanuit een erg verrassend en biezonder goed gekozen perspektief. Het is in Yourcenars tekst al duidelijk dat de bijbelse figuren slechts een vehikel zijn om de gemoedstoestand van de schrijfster zelf te verhelderen. Hier zien we Frieda Pittoors niet in een of ander oriëntaals gewaad, maar in een slobbertrui en een wijde lange broek, in de weer met een kleurige ruitjeshanddoek, waarmee ze af en toe even haar beeltenis in haar verhaal illustreert.
Maîtresse
Vooral de plaats waar ze staat, een lege, met voetlicht schraal verlichte baan met diep achterin de scène drie wasmachines, geeft dit verhaal van verdorde passie plots een verbluffende konkreetheid. De zin "Mijn borsten hangen, ik lijk op de Dood, die oude maîtresse van God." zegt heel duidelijk iets over vrouwen nu. Over hoe er bij het ouder worden, zelfs al hebben ze het voorgekauwde levenstrajekt van huwelijk en kinderen niet gevolgd, niet veel vervulling overblijft. Alleen het monotone gezoem en geklots van wasmachines doorbreekt hun stilte.
Zo bekeken is de voorstelling een sterk statement. Het beeld levert een moeilijk te vergeten opening op van een relatief hermetische tekst. Het probleem van de voorstelling is dat van alle monologen, hier nog versterkt door de complexiteit van de tekst. Het ontbreken van een tegenspeler maakt het akteerwerk in zekere zin onvruchtbaar. De opeenvolging van verschillende intonaties, stemverheffingen en gebaren lijken soms, alle finesse van de aktrice ten spijt, vrij overbodige toevoegingen aan de tekst zelf. Ze geven geen extra perspektief, wat bijna automatisch wel het geval is als er een tegenstem is.
Wellicht heeft de eerbied voor de tekst remmend gewerkt. De verrassende inkleding van de voorstelling toont genoeg dat van Kraaij en Pittoors echt wel iets te vertellen hebben. Maar door bij de onbewerkte tekst, en dus het monoloog-formaat te blijven, wordt aan het eigen verhaal van de makers, noch aan Yourcenars verhaal volledig recht gedaan.
Toernee in Vlaanderen en Nederland.