Droeve wereld met een sprankeltje hoop : 'La Tristeza Complice' parabel op muziek Purcell
ANTWERPEN -- "Les Ballets C. de la B." en "Het muziek Lod" hebben de handen in elkaar geslagen voor de voorstelling La Tristeza Complice. De koreografie/regie is in handen van Alain Platel, Dick Van der Harst bewerkte muziek van Purcell voor tien akkordeons en een zangeres. Hoewel op twee kinderen na nagenoeg alle dansers professionelen zijn, valt op de voorstelling het label "dans" noch "teater" noch "opera" te plakken. Hedendaagse parabel is misschien de beste omschrijving. Je zit als door een vergrootglas te kijken naar een wereld die als twee druppels water lijkt op de gewone, met gewone mensen en dingen. Maar de kleuren, de bewegingen, de gebeurtenissen zijn heviger, springen meer in het oog.
Die gelijkenis met de dagelijkse wereld zit ook in de struktuur van de voorstelling: Het gaat er soms behoorlijk chaotisch aan toe, soms is in zowat elke hoek van de immense scène van deSingel iets aan het gebeuren. Eerst werkt dat er verwarrend: de vele kleine akties (vol platitudes), het geschreeuw her en der, een belichting die eerder een soort halfduister oplegt dan dat ze klaarheid schept. Je vraagt je af wat er eigenlijk te zien is.
In zekere zin is er ook niets, of toch niets "belangrijks", te zien. Gaandeweg besef je echter dat precies in die ervaring ook het wonderlijke van de voorstelling schuilt Ze roept een grondtoon op van een bepaalde leefwereld die niet de meest riante is en waar mensen doelloos rondhangen. We bevinden ons hier aan of dichtbij de zelfkant van de samenleving. Zelfkant betekent hier echter niet per se dat het om "kansarmen" gaat, maar om een wereld zonder veel illuzies. En daar is nooit veel "te zien" geweest.
De mensen die er rond lopen hebben geen behoefte aan decorum, aan groot vormelijk vertoon om het belang en de waardigheid van hun leefwereld te onderstrepen. Integendeel, zoals je ze ziet heb je voortdurend het gevoel dat ze zoeken naar een beetje waardigheid, maar niet al te best weten hoe ze die vorm moeten geven, waar ze die moeten halen, hoe ze die aan een ander kunnen verlenen. Wat niet wegneemt dat een grote drang om zich te manifesteren toch met de regelmaat van de klok de kop opsteekt bij een van de dansers.
Zo is er een prachtige scène waar Abdelaziz Sarrokh zich uit de massa losmaakt om in het gezicht van het publiek een handig nummer met een tapijtje op te voeren. Maar je ziet ook dat zijn drang om te imponeren geen klankbord vindt en weer wegzinkt in de chaotische stroom van gebeurtenissen. Hij is niet in staat om zijn geldingsdrang in een meer afstandelijke, krachtige vorm te gieten dan een hoge borst opzetten. En de anderen missen blijkbaar het vermogen om op zijn vertoon een passend antwoord te vinden, er iets anders in te zien dan de zoveelste vertoning van hetzelfde.
Een enkele keer wordt dat wel biezonder pijnlijk. Je ziet dat deze mensen het ook erg moeilijk hebben om met iets dat hen pakt om te gaan zonder het ook dadelijk kapot te maken. Als de zwarte Angélique Wilkie al zingend over het podium stapt, wordt Koen Augustijnen daardoor aangetrokken. Maar in plaats van haar de ruimte te laten om haar lied te zingen, begint hij aan haar te frunniken, te bijten, te trekken, zodat de loop van de zang verstoord en zelfs vernietigd wordt. Op de achtergrond zitten twee belhamels ondertussen kunstjes uit te halen op rollerskates; elke luide bons waarmee ze onderuit gaat, haalt ook de licht melancholische toon van de zingende vrouw mee onderuit.
Travestiet
De keerzijde van deze grauwheid ("La tristeza complice" betekent zoiets als: de gedeelde droefenis) is dat iedereen, groot of klein, normaal of abnormaal, blank of zwart, hier zijn plaats krijgt. Niemand voelt zich "te goed" voor een ander. Zoals gezegd, er zijn weinig illuzies. Daardoor zijn vreemden, zelfs islamitische gebedszangen, niet de steen des aanstoots die ze elders wel kunnen zijn.
Op een vreemde manier zit er daarom in de voorstelling ook een optimistisch gevoel. Af en toe krijgt de landerigheid van het stuk een plotselinge opstoot van levensdrift, een zot moment waar allen zich zonder nadenken instorten. Je krijgt dan de vreemde omkering dat deze droeve wereld plots heel warm, aantrekkelijk en vrij lijkt. De muziek van Purcell op akkordeons is als het ware het zinnebeeld van die omkering. De in deze wereld utopisch aandoende heerlijkheid van de muziek vertaald naar het instrument van deze "simpele zielen".
Het is, wat mij betreft, ook een van de zeldzame keren dat het multikulturele in alle betekenissen van het woord, op een zinnige en impliciete manier aangekaart wordt.
Een kleine waarschuwing nog: even wachten vooraleer te gaan kijken kan misschien het kijkplezier groter maken: af en toe leek de voorstelling nog niet helemaal op dreef te zijn. Maar dat komt ongetwijfeld wel.
Nog te zien in Hasselt, Gent, Eindhoven, Kortrijk, Brugge, Leuven. Data vindt u in Kiosk.