Leven in een kartonnen doos
GENT -- Hans Van Den Broeck creëerde Everyman voor "les Ballets C. de la B." Een stuk zonder veel woorden, maar met des te meer dans, video en mime. Geen mime in de klassieke betekenis: de opzet is niet om alles in gebaren te evoceren. De inhoud van het stuk leidt tot deze vorm: in Everyman wordt een familie ten tonele gevoerd waarvan de leden nog nauwelijks woorden gebruiken om met elkaar te kommuniceren.
Deze familie is een gesloten doos. Dat wordt bij de aanvang gedemonstreerd: midden op de scène staat een groot kartonnen bouwsel waaruit als een raam een opening voor een tv-scherm is uitgespaard. Daarop zie je mensen in een kring rond de moeder stilzwijgend eten. Alleen het gerinkel van borden en messen weerklinkt. Zelfs de manier waarop na het eten de borden op elkaar gestapeld worden, spreekt boekdelen over het humeur van elkeen. Een wat oudere man -- wellicht de vader -- verlaat al snel zonder uitleg de tafel. Hij duikt in levende lijve op naast de doos om een luchtje te scheppen, alsof het daarbinnen wat te benauwd wordt.
Die benauwdheid is het komplement van de grote vrijpostigheid waarmee alle personages -- er zijn geen pottekijkers van buiten de familie -- met elkaar omgaan. Als allen de doos verlaten hebben, merk je pas dat de moeder van de video niet op de scène verschijnt. Ze is afwezig of dood, het wordt niet verklaard. Je merkt alleen dat de rest van de familie er wat verloren bij loopt. Ze klitten aan elkaar of vechten iets uit, heel ongegeneerd, maar die handelingen leiden nergens toe.
Een en ander wordt al van in een van de eerste scènes mooi voorgesteld. Allen hangen met hun jas aan een wasdraad op, met hun tenen net op de grond. Ze schijnen te wachten op iets, al is niet duidelijk wat. Een lege jas aan de lijn stelt de moeder voor die er niet meer is. Fluiten en nootjes knabbelen verdrijft de tijd.
Plots beginnen Hans Van Den Broeck en Lilia Mestre de zakken van Paul Schillings, die zowat de vader van het gezin lijkt, te plunderen. De vondsten worden aan de anderen doorgegeven. Nog driester trekken ze daarna zijn hemd, schoenen en broek uit, en nog reageert Schillings niet. Het kan hem blijkbaar niet meer verdommen. Evenmin schijnt er een wet te zijn waarop hij zich kan beroepen om de vrijpostige aanrakingen te verbieden.
Toch trekt hij zich later terug om op een bankje te slapen, terwijl de anderen verder rotzooien. Op het einde van het stuk knipt hij toch de waslijn door die allen verbindt. Dat luidt het einde van deze gesloten familiewereld, en tegelijk het einde van het stuk in. Het laatste beeld is een close-up op het video-scherm van de moeder, die afwerende gebaren maakt als iemand haar wil registreren.
Wat tussen dit begin en einde gebeurt, is een eindeloos spel van kleine variaties op dagelijkse handelingen en gebaren, kleine kreten, een liedje en een dansje. Ze werden verdicht en geabstraheerd tot een soort koreografie of mimisch spel dat dicht aanleunt bij een biezondere en zeer herkenbare leefwereld. Leuke en veelzeggende vondsten zoals de waslijn en de kartonnen woning, maken van het eentonige gegeven een af en toe zeer grappige, maar allerminst triviale teaterervaring.
Voorlopige speellijst: in de Gentse Vooruit op 26 januari, in het CC van Berchem op 24 en 25 maart, in het Stuc in Leuven op 27 en 28 maart (onder voorbehoud). Later ook nog in Amsterdam en op 17 oktober in Kortrijk.