Vera Mantero vlucht in absurditeit
De laatste eigen produktie van Klapstuk '93, Sob van Véra Mantero, opent met een vreemde scène die de toon zet voor de rest van de voorstelling. Lilia Mestre, Silvia Real, Paulo Henrique en Vera Mantero zelf komen de scène opgedrenteld, licht voorovergebogen, met een wijdbeense, onzekere gang. Ze lachen breed en wezenloos.
Hun kledij is al net als hun verschijning. Er is niet echt iets op aan te merken maar de snit, de kleurkombinaties, het zit allemaal net niet goed. Deze figuren schrikken terug voor een al te bewuste zelfprezentatie. Grijsheid is hun tweede natuur geworden.
Die volstrekt onopmerkelijke, grijze marionetten met hun verdwaasde lach, blijven daar echter maar op de scène staan, minutenlang. Dat brengt in het publiek de vreemdste reacties op gang. Van gemonkel naar luid gelach en uiteindelijk bevreemding, als de scène maar blijft duren, lang nadat het verrassingseffekt uitgewerkt is.
Wat eerst grappig en absurd leek -- de personages doen denken aan de houten klazen in de films van Manuel de Oliveira -- wordt dan een pijnlijke, moedwillige beperking van de mogelijkheden van de dansers tot een stereotype. Ze willen gewoon niet virtuoos worden, ze willen niet amuseren met een portret van grijze burgermannetjes. Ze dwingen het publiek te kijken naar hun moedwillige, op de duur echt absurde klunzigheid en beperktheid.
Verleiding
Die agressie is de essentiële stijlfiguur van deze voorstelling. Ze herinnert aan het werk van een schilder als Jean Dubuffet. Die legde zichzelf voortdurend materiaalkeuzen of werkprocedures op die het onmogelijk maken om tot een voorstelling te komen.
Alle beelden in de voorstelling vernietigen zichzelf. Als Silvia Real en Lilia Mestre voor het publiek staan, wordt de ene vastgeniet aan een stoel en wordt de andere gewikkeld in een papier, zodat ze niet meer kunnen bewegen. Als ze dan, bij gebrek aan beter, willen praten, wordt een plant voor hun neus gezet, zodat je ze nauwelijks nog kan horen of zien. Betekenis en inleving worden vernietigd, nog voor ze echt kunnen ontstaan. Wat overblijft is een beeld van deerniswekkende sukkels.
Vera Mantero is een danseres met een ongelooflijk talent, en dat merk je zelfs aan de vijf passen die ze al dansend zet. Op die momenten merk je pas goed dat Sob niets te maken heeft met een gemakkelijke verleiding van het publiek met gekke beelden. De hele voorstelling lang wordt elke verleiding gesaboteerd, elke charme, bij voorbeeld van een mooie danspas of een goed gedoseerde grap, vernield. Het duurt te lang, of het duurt niet lang genoeg, het is smakeloos of het is te smaakvol...
Net als Lynda Gaudreau is Vera Mantero een koreografe die op Klapstuk '93 fundamentele vragen stelt over haar medium. Is er een weg rond de triviale verleiding van de scène?
Voorlopig lijkt Mantero's antwoord niet meer te zijn dan een onmachtige vlucht in de absurditeit.
"Sob" van Vera Mantero is nog te zien in het CC van Berchem op 5 november.