Ballett Frankfurt ongrijpbaar tussen sneeuwvlokjes
ANTWERPEN -- Aan het slot van The loss of small detail, de derde voorstelling die het Ballett Frankfurt vorige week in de Antwerpse stadsschouwburg bracht, deemstert het licht langzaam weg bij gestaag neervallende sneeuw. De laatst achtergebleven dansers, waarin één met een blauwe huid vol witte stippen als een uitvergrote sneeuwlucht, stoppen abrubt en lopen het podium af, met nog een blik rondom. Er schuilt iets van gêne, of zelfs van verbijstering in. Hoe zijn we ooit in deze wervelstorm terecht gekomen, lijken ze zich af te vragen, waar hebben we de logika verloren? Dat gevoel is er ook bij de toeschouwer.
Het lange applaus, hoe verdiend ook na een gewoonweg verbluffende voorstelling, krijgt daarmee iets van een herstel van de gewone gang van zaken. Het is als in je billen knijpen, om zeker te zijn dat je niet gedroomd hebt.
De twee delen van deze koreografie van William Forsythe, The second detail en The loss of small detail worden beheerst door een merkwaardige scenografie. Hoge witte wanden omkaderen de scène. Ze funktioneren in het tweede deel ook als projektievlakken, een afrollend tekstdoek zorgt voor "ondertiteling".
De wanden worden niet gebruikt om met kleurenprojektie verschillende sferen op te roepen; het is net hun ondiepe, neutrale kwaliteit die nog meer in de hand gewerkt wordt door een biezonder vlakke, kontrastloze belichting. De kostumes in het eerste deel verhogen dat oplossend effekt nog meer. Alle dansers zijn in grijze bodysuits gekleed, zodat ze zich enkel nog door de huidskleur van handen en hoofd aftekenen. Gaandeweg wordt duidelijk dat dit gebrek of verlies aan betekenende details de kern raakt van wat deze dansproduktie wil veroorzaken.
Haperingen
The second detail start vanaf de achterwand van de scène, waar een rij kubusvormige krukjes in het gelid gezet zijn. Twee apeschedels flankeren op de voorste rand van de scène het bordje "THE".
Het virtuoos ballet dat de dansers neerzetten tussen deze twee punten lijkt wel een spel. Het zet aan als een klassieke dansvoorstelling, maar geleidelijk aan sluipen er allerlei onzuiverheden in: duetjes die meer met stijldansen te maken hebben, vreemde haperingen als de dansers plots stilstaan en letterlijk door een ander weer aangezwengeld moeten worden, toenemende versplintering van het corps de ballet tot individuen, waarvan sommige plots neervallen. Op gezette tijdstippen gaat een groot deel van de dansers op de achterste lijn krukjes zitten en maakt daar unisono gebaren, als semaforen waarvan we de tekentaal niet kennen.
Er hangt een soort aangename gekte over de hele bedoening, die door het informele van de inkleding nog versterkt wordt. Een beetje als van kinderen die in een geheimtaal bezig zijn met woorden en gebaren die ze ontleend hebben aan grote mensen -- de klassieke balletfiguren -- maar waar ze een volstrekt partikuliere betekenis aan verlenen. De verschijning van een vrouw in een wit kleed, een laken dat rond haar gedrapeerd is, zet dit eerste deel in een stroomversnelling. Zij brengt een wilde drift in de dans, die ver af staat van de tot dan toe beheerste motoriek van de anderen.
Het is die verschijning die het tweede deel aankondigt. Terwijl de bewegingen van de anderen nog beheerst lijken door voorbeelden over hoe het kan en mag, maakte deze ene figuur een onbesuisde sprong in het onbedachte. Ze valt en struikelt, springt en botst, maar het maakt haar niets uit.
Het sublieme
Het tweede deel, The loss of small detail, is als het ware het onbedachte zelf.
In dit deel maakt Forsythe veel gebruik van teksten. Een ervan, van Mishima, wordt bij de aanvang gereciteerd door Kaat Strong: "Elk jaar dat voorbijgaat, en nooit nalaat zijn tol te eisen, laat dat wat subliem was, verworden tot stof voor een klucht. Is er iets weggegeten? Als het uitwendige weggevreten is, is het dan waar dat het sublieme alleen betrekking heeft op een uitwendigheid die een kern van nonsens verbergt? Of heeft het sublieme toch betrekking op het geheel, maar een belachelijke stoflaag zet zich er op vast?"
De tekst is omineus. Het sublieme spektakel, de onwaarschijnlijke virtuositeit die de dansers tevoorschijn toveren, is gedoemd te verdwijnen en ondergesneeuwd te worden met de jaren. Maar niet alleen de dansers zelf vallen ten prooi aan een onherstelbaar verlies. Ook de pracht van het klassiek ballet, met zijn schijnbaar onaantastbare kodes, is onderworpen aan die ijzeren wet.
De laatste zin van het citaat van Mishima verwijst met een onverwacht letterlijke interpretatie naar het poeder, het versnipperd papier, de sneeuw -- wie weet wat het is? -- die steeds maar neerdwarrelt over het gebeuren. Met alle associaties van verandering, verglijding, verheling maar ook vuil en smurrie die sneeuw oproept zou je het -- voor zover het begrip standhoudt -- de centrale metafoor van het stuk kunnen noemen. Een gebeuren dat in de ervaring onbenoembaar wordt: is het belachelijke nonsens of is het een sublieme en overromelende ervaring? Is het gestruktureerd of is wat we zien het resultaat van toevallige ontmoetingen tussen een willekeurig gebeuren en iets wat zich eerder in het hoofd van de toeschouwer afspeelt? De teksten zinspelen in elk geval voortdurend op het ongrijpbare, het steeds verschuivende karakter van wat te zien is.
Ook de dansers storten zich (soms letterlijk) naakt, zonder enige hint naar psychologisch interpreteerbare scenario's, zonder enige sensualiteit, in de vreemdste vormen van lichamelijke uitdrukking waar je nauwelijks nog de ideale proporties, het ideale van ballet en dans in kan terugvinden.
Uiteindelijk moet je het opgeven om te duiden, te interpreteren of zelfs maar de draad van de koreografische ontwikkeling te volgen. In de duizeling die ontstaat, bereikt Forsythe via een lange, maar ook noodzakelijke omweg dat sublieme waar Mishima's tekst naar verwijst.