Ongenaakbaar maakbaar

Financieel-Economische Tijd 27 Oct 1999Dutch

item doc

Dit weekend vindt voor de vijfde maal het festival de Beweeging plaats, onder de noemer ‘Skin Deep/Schone schijn’. Zoals voorheen staat ook nu het lichaam centraal, meer bepaald als culturele betekenisdrager. Curatoren Catherine Ugwu en Lois Keidan onderzoeken hoe een geïdealiseerd, maakbaar lichaam verschijnt in hedendaagse performancekunst. Hoe doorprikken kunstenaars de rigide identiteitscanon van het lichaam dat in reclame en media verschijnt? Curatoren en kunstenaars gaan op zoek naar een lichamelijk substraat dat als voorwaarde fungeert voor een individuele identiteit die lak heeft aan sociale restricties.

Zoveel is duidelijk: de Beweeging deinst niet terug voor een stevige flirt met theorievorming omtrent lichaam en identiteit. Daartoe sprak de organisatie een Brits curatorenduo aan om na te denken over het lichaam als betekenisdrager, en een festivalweekend samen te stellen. Over een lichaam dat betekenis uitdraagt valt natuurlijk bijzonder veel te zeggen. Voor Ugwu en Keidan moest hun programma vooral een tegengewicht bieden voor het dominante Westerse gedachtegoed over de plaats en de rol van het lichaam, de manier waarop het wordt afgebeeld en dergelijke. Langsheen thema’s als het rituele lichaam, het vrouwelijke lichaam, het zwarte lichaam, het stervende lichaam kreeg een en ander vorm. Het kon echter niet de bedoeling zijn om de proliferatie van hokjes en categorieën nog wat aan te zwengelen. Uiteindelijk kwam de dynamiek die samengaat met het geïdealiseerde lichaam in de Westerse cultuur centraal te staan.

De eerste associatie die volgt is het ideale lichaam van reclame, mode, tv, en de gehele culturele industrie vandaag. Xandra Schutte omschrijft het tijdperk van dit lichaam treffend: ‘We zijn immers aanbeland in de tijd van het maakbare lichaam waarin we het lichaam eenvoudig naar eigen inzicht kunnen reconstrueren, de tijd waarin we het met scalpel, siliconenspuit en vetstofzuiger de vurig gewenste vorm kunnen geven, de tijd waarin lichamelijke limieten worden geminacht, waarin de roes van de verandering en de zucht naar perfectie heersen.’ Het lichaam moet samenvallen met een beeld, de individuele resten die we precies nog lichamelijk kunnen noemen moeten verwijderd worden. Het lichaam als basis voor identiteit wordt volledig constructie.

Weerwerk

De plaats van dit ideale lichaam is groot, te groot: met de sterke canon gaat een uitsluiting gepaard van alles wat anders is. Onder meer zwarte, vrouwelijke en zieke lichamen worden geïdentificeerd met dat ‘andere’, ze worden verstoten, zijn abject. In de hang samen te vallen met een beeld verwijdert het ideale lichaam zich ook expliciet van een inbedding in een maatschappelijke betekeniscontext die wordt opgedrongen door zijn substraat. Het is niet langer in staat verschillen te denken die te maken hebben met ras of gender. Ugwu en Keidan willen op zoek gaan naar performancekunst die terug ruimte creëert voor ‘andere’ en ‘afwijkende’ lichamen. Kan het lichaam in kunst de locus worden van een cultureel, esthetisch en politiek verzet? Een weerbarstige realiteit die de dominante betekenismatrix van de Westerse blanke heteroseksuele man even opzij schuift?

Een frappant voorbeeld dat de reikwijdte van het debat kan aanduiden deed zich onlangs voor op de ‘Sensation’-expo in New York. De tentoonstelling brengt werk van een hele generatie jonge Britse kunstenaars, onder meer de befaamde gehalveerde koeien en schapen van Damien Hirst. Niet enkel Hirst is een enfant terrible, Turnerprize-winnaar Chris Ofili bracht met ‘Holy Virgin Mary’ een Madonna, besmeurd met stevige olifantendrollen. Nog vóór de expo opende werd het werk de inzet van een politieke strijd. De New Yorkse burgemeester Giuliani vond het werk godslasterlijk en zelfs geen kunst. Hillary Clinton nam het op voor het kunstwerk en tegen censuur, met in het achterhoofd een senaatszetel. Hier lijken veeleer de publieksreacties dan het werk zelf obsceen. De confrontatie nam bizarre vormen aan: extreemrechtse katholieken nemen aanstoot aan de drollen, maar identificeren zich wel met de Madonna. In het feit dat deze laatste zwart is lijken ze plots geen graten te zien, Ofili’s subtiele transformatie lijkt op een dubbelzinnige wijze de tegenstellingen te doorprikken. Of heeft de maagd Maria geen lichamelijke identiteit die maatschappelijk ingebed is?

Grotesk

Curatoren Ugwu en Keidan vissen voornamelijk uit de vijver van recente Britse performancekunst die wel eens geduid wordt als ‘live art’. Om stereotypes omver te werpen wenden deze artiesten allerhande strategieën aan die een spel spelen met identificatie en afwijzing. Door zich op de plaats van het ‘andere’ te begeven en het te ondervragen, komt het verzet van binnenuit tot stand. In soms groteske excessen worden clichés niet langer bevestigd, komen geen getto’s meer tot stand. Hybride identiteitsvormen trachten complexiteit en differentie te denken. Ze verwerpen op hun beurt elke hang naar een universele waarheid waarvoor het ideale lichaam een metafoor is geworden.

Wat is ‘live art’? Keidan noemt het een geografie, een weelderig tierend geheel van performancekunst dat provoceert, vragen stelt en zich heel direct presenteert. Er komen geen instituten aan te pas, de kunstenaars knagen aan grenzen van artistieke disciplines, maar ook van culturele en sociale categorieën. Ze stelt zich dan ook de vraag hoe een festivalcurator moet omgaan met zo’n benadering – nu de Beweeging stilaan de vormen aanneemt van een instituut. Aandacht voor het procesmatige karakter van performance is nodig: enerzijds geen beelden in een institutioneel kader presenteren, anderzijds niet al te veel uitleg geven en contextualiseren. Evenals de kunstenaars willen de curatoren dus schipperen. Kunst in situ brengen lijkt een mogelijkheid: duplicatie is onmogelijk. In die waardering van een particuliere context kent Ugwu ook een rol toe aan het publiek. Het publiek moet het spel van identiteit spelen, veel meer nog dan de kunst staat het immers met beide voeten in de werkelijkheid.

Poederdoos

Het Britse collectief ‘Moti Roti’ slaat zulke wegen in met zijn bijdrage ‘Wigs of wonderment’. De toeschouwer wordt individueel aangepakt, te lijf gegaan met pruiken en cosmetica. Twee zwarte schoonheidsspecialisten vragen aan de ‘kijker’ of hij tevreden is met zijn lijf, huidskleur, haar, sproeten en zo meer. De vraag naar een ideaalbeeld en wie schoonheid bepaalt is er expliciet aan de orde. Moti Roti gebruikt slechts traditionele Aziatische en Afrikaanse cosmetische vaardigheden: het schoonheidsideaal wordt toegeëigend vanuit het ‘andere’ en voorzichtig gemanipuleerd. Wellicht is het resultaat veeleer een clowneske verschijning in drag dan een benadering van het ideaalbeeld. Ook de Amerikaanse kunstenares Noa Bustamente speelt met de grenzen van een schoonheidsmythe en een reëel lichaam. De performer wentelt zich in een Amerikaans lichaamsideaal en verzuipt uiteindelijk in humor en zelfspot.

Sterk lichamelijk is het werk van Franko B. Deze performer wil het ontoelaatbare toelaatbaar maken door zich op verachterlijke wijze te grabbel te gooien voor het publiek. De zichtbaarheid van zijn gebrek aan schaamte en normbesef is wat hij betracht. Op een catwalk toont hij naakt een lichaam in verval, toegetakeld door insnijdingen: hij neemt de metafoor van het lichaam als tekst letterlijk. Het lichaam bloedt door de sociale betekening die erop geprojecteerd wordt. Veeleer dan een ritueel of een therapie is de performance een cabaret dat ook het publiek op stang jaagt. Franko B’s lichaamswerk levert geen freakshow die voyeurisme toelaat.

Een buitenbeentje is de Franse choreograaf Jérôme Bel met ‘Shirtologie’. Speciaal voor de Beweeging wijzigde hij een groepswerk in een solo door hemzelf gebracht. Hij gebruikt met T-shirts en de opschriften die ze dragen: vaak banale of idiote boodschappen die niettemin veel vertellen over wat we zijn of willen zijn. Een spel met mode als een dwangbuis die identiteit schept en uitwist. Top of the bill is het befaamde Britse performancecollectief ‘Forced Entertainment’. In het zeven uur durende ‘12 am: Wide Awake & Looking Down’ wisselen de acteurs voortdurend van kleding, naam en lichaamshouding: een duizeling waarin talrijke identiteitsverwisselingen plaatsvinden. Voor wie uiteindelijk doorheen de bomen het bos niet meer kan zien kan nog terecht op een gespreksavond met de aanwezige kunstenaars. Misschien komt daar aan het licht welke de drijfveren de artiesten leiden in hun omgang met lichaam en identiteit. Of we zo doorheen de royaal uitgesmeerde theoretische kadering en de artistieke perversie van socio-culturele identiteitscodes terug met de voeten op de grond komen is nog maar de vraag.