Associaties met beeld en klank: "Stukken I en II" van Oud Huis Stekelbees

De Standaard 31 Jan 1990Dutch

item doc

LEUVEN - Oud Huis Stekelbees gaf vorig seizoen "startopdrachten" aan diverse kunstenaars. Een voorbereidende brainstorming die dit jaar al B is A in Bubbels opleverde, en nu Stukken I en Stukken II. Stukken I werd uitgedokterd door de Nederlandse kunstenaar Peter Zegveld en de Poolse muzikant/theaterman/wiskundige Ryszard Turbiasz, die ook de uitvoering voor hun rekening namen. Stukken II ontstond uit de samenwerking van regisseur Guy Cassiers, componist John Gilbert Colman en choreografen Mary Fulkerson en Jaap Flier van de Arnhemse Opleiding Nieuwe Dansontwikkeling. Zeker de tweede voorstelling is niet echt af, wat, gezien de korte ontwikkelingsperiode (hooguit twee weken), ook te verwachten was.

Toch krijg je tweemaal erg boeiend spektakel te zien, vooral omdat het maar zelden meer gebeurt dat theatermakers met zoveel flair experimenteren met niet-textuele theatrale middelen. De bal ligt bij deze voorstellingen terug in het kamp van de toeschouwer met een beetje fantasie.

In Stukken I manipuleren Zegveld en Turbiasz allerlei voorwerpen voor een groot achterdoek met een vierkant gat in. Terwijl Zegveld zwaarwichtig een hoop onzin uitkraamt over het wezen van de beeldende kunst, verschijnen achter dat gat allerlei miniatuurtaferelen zoals een bos, een woestijn. Nadat alle voorwerpen uitgestald zijn, komt Turbiasz telkens om de hoek kijken in de bijpassende kledij met de vraag op zijn gezicht of de ander al gedaan heeft met leuteren.

Door dit en andere contrasten krijgen de twee mannen een eigen personage: Zegveld de meer hoogdravende, onhandig-naïeve en opvliegende figuur, Turbiasz de gemaakt-onschuldige, sluwe en een beetje cynische figuur. Die tegenstelling doet op een vanzelfsprekende manier een verhaal ontstaan.

Eens de een naar de ander spuwde, is het hek van de dam. Elk haalt een glazen pingpongraket uit zijn binnenzak om het gezicht te beschermen. De geagiteerde Zegveld slaagt er nooit in om Turbiasz te raken, en spuwt vooral op zijn eigen ruitje, Turbiasz daarentegen elke keer raak.

Eens Turbiasz de ander volkomen onder de duim heeft, schakelt hij hem in om plaatjes te tonen uit een reusachtig boek. Ondertussen vertelt hij rustig en terloops een ellenlang verhaal,… in het Pools. Het publiek, noch Zegveld begrijpen er een woord van, en dat ontzettend komisch, vooral omdat allerlei attributen alweer het hele verhaal in de verf moeten zetten, net zoals aanvankelijk in het gat in de achterwand.

Deze beschrijving is nogal summier want eigenlijk is er geen seconde dat er niet iets gebeurt op de scène. Het verhaal dat je ziet, is eigenlijk maar een bijproduct van de ontwikkelingsgang van die beelden, en is dan ook eigenlijk niet na te vertellen. Wat het allemaal des te meer heerlijk-verwarrend maakt.

Struktuur

Stukken II is heel anders van opzet. Hier is het niet het ineenknutselen van beelden en de suggestie van personages die een draad trekken door de voorstelling. Er zit geen zo'n strikte ontwikkeling in, eerder kun je spreken van in elkaar geschoven voorstellingen, een muziekvoorstelling, het voortdurend parafrazeren in beeld en tekst van het vooroorlogs stripverhaal Kinder-kids van Lyonel Feininger, een wisselend spel met licht op het achterdoek en een dansvoorstelling. De structuur van de voorstelling ontstaat door het ritme, de opstelling van attributen en de dansers op de scène.

Dat betekent dat je de voorstelling voortdurend voor jezelf moet maken, de elementen met elkaar moet associëren. Naast de beelden van het stripverhaal en de tekstfragmentjes ervan, is vooral het dansen hierin een belangrijke katalysator.

De acht dansers zijn duidelijk geïnspireerd door het werk van mensen als Steve Paxton en Trisha Brown, waarin de nadruk ligt op de eigen "logica" van het lichaam in beweging, hoe het via snelheid, impuls en gewicht op zijn manier denkt, spreekt, dingen uitdrukt.

De beste ingang voor de voorstelling krijg je dan ook door imaginair mee te bewegen, en vanuit die positie de andere elementen van de voorstelling mee in je waarneming te betrekken.

Soms is het einde daarbij wel een beetje zoek. Aan heel veel dingen merk je dat de voorstelling nog lang niet zo uitgekristalliseerd is, dat de verschillende lagen gewoon naast elkaar staan zonder veel interactie. Dat heeft veel te maken met een structuur die voortdurend op de limiet van de chaos balanceert. Maar het is wel een voorstelling met een groot potentieel.