"Das Interview das stirbt" jeugdwerk in gerijpte vorm: Jan Fabre in het Paleis voor Schone Kunsten
BRUSSEL - Jan Fabre is een beeldend kunstenaar-teatermaker, die in de loop van het tiental jaren dat hij zijn werk exposeert/toont een steeds groeiende faam verwierf, maar ook steeds meer controverse uitlokt. En dat is niet verwonderlijk, alleen al omdat wat hij maakt moeilijk te duiden is, maar tegelijk door die ondoordringbaarheid, de precisie en de bijna monomane ontwikkeling van steeds weer dezelfde tema's van een fascinerende, eigenaardige schoonheid is. Alsof Fabre een persoonlijke mytologie ontwikkelt in zijn werk.
Fabre is dan ook niet dadelijk iemand die in de subsidieschema's van het teaterdekreet valt, en om zijn laatste projekt te produceren moest hij een beroep doen op het Frankfurtse Theater am Turm.
De (vrij schaarse) tekst wordt dan ook in het Duits gespeeld, al zijn het oorspronkelijk Nederlandstalige teksten, die Fabre zelf schreef tussen 1975 en 1978, tussen zijn zeventiende en twintigste.
Schoonheid
Kaaiteater in Brussel volgde het werk van Fabre altijd zeer nabij, en wilde aanvankelijk ook dit werk van Fabre produceren. Gebrek aan middelen verhinderde dat. Door de goede kontakten met TaT (die ook Needcompany mee produceren) en de grote interesse in Duitsland voor Fabres werk, kon Fabre uiteindelijk in Frankfort aan de slag. Daardoor kunnen we dit laatste werk van Fabre nu in Brussel zien, met vzw Paleis als gastheer voor deze voorstellingen.
Das Interview das stirbt is de eerste voorstelling. Fabre zelf zegt dat het tema de vraag naar schoonheid is, en wat de etiek ervan is. De hele voorstelling. staan vier tafeltjes op de voorgrond, waaraan een klankregisseur, een journaliste, een schoonheidsspecialiste en een omroepster zitten. Op de grond liggen zoutkristalien, als van een uitgedroogde zee, waarop twaalf dode vissen liggen. Op de achtergrond staan drie naakte danseressen, die de dirigent mee begeleiden met kreten. Woord voor woord ontstaat een tekst, die pas aan het einde in zijn geheel gezegd wordt. De handeling is daarbij heel beperkt, de spelers hebben geen psychologische tekening. Het hele stuk moet zich min of meer afspelen als een nauwkeurig gemetronomeerd ritueel van in zichzelf verzonken akteurs, bijna marionetten in een abstrakt beeldenspel.
Dit stuk duurt drie en een half uur. Een tijdsspanne waarin Fabre de mogelijkheden van de werkelijkheid die hij op scène maakt, ten volle kan laten ontplooien. De precisie, en het belang dat de symmetrische opstelling van de akteurs en de scène krijgt, de totale discipline eigenlijk waarmee hij zelfs het kleinste detail van de handeling bepaalt, moeten leiden tot een soort kwalitatieve sprong in de ervaring van het zeer minimalistische gebeuren.
Der Palast um vier Uhr morgens...AG. en Die Reinkarnation Gottes duren minder lang, en hebben ook een hoger ritme, maar delen weer in de specifieke interesse van Fabre voor precisie en symmetrie. Die Reïnkarnation heeft het goddelijke, het onbereikbare als thema, Der Palast het misbruik dat van beelden en kunst gemaakt wordt. Als inleiding zegt dit natuurlijk niet erg veel, Fabre kan je eigenlijk alleen maar begrijpen door hem zelf te ondergaan. En dat kan in de komende weken.
Paleis voor Schone Kunsten, Brussel, 10 en 11 september, telkens om 20 u. 30. tel.: 02/512.36.28.