Steve Paxton in camera obscura
BRUSSEL -- "What remains (in Steve Paxtons werk nl) is a continuing sense of the bodys potential to invent and discover for all its problems, dangers, inconsistencies and clumsiness, the human body is also a grand and eloquent machine"(Sally Banes-. Een betere samenvatting van wat Paxton doet is wellicht moeilijk te geven. Na "Bound", zijn vorige Kaaiteaterproductie en zijn optreden verleden jaar in t Stuc te Leuven, krijg je met "Ave Nue" zijn productie voor deze uitgave van het Kaaiteater, een nieuwe invulling van dit gegeven. Deze keer niet solo maar met vier andere dansers; amateurs eigenlijk, hoewel dat begrip er in het werk van Paxton niet zoveel toe doet.
Eigenlijk onttrekt Steve Paxtons werk zich aan kritiek in conventionele zin, die activiteit waarbij met woorden de bewuste betekenisproductie van een voorstelling doorgelicht en geëvalueerd wordt. Wat Paxton doet is echter maar zeer ten dele een bewuste betekenis produceren, veeleerschept hij aanleidingen waarin de eigenheid van het menselijk lichaam boven kan komen. Dat proces, die eigenheid is van een andere orde dan taal, en wordt er eigenlijk door verraden. Een opsomming van die aanleidingen is wat overblijft.
De titel "Ave Nue" hangt misschien samen met het ogenschijnlijk onoverkomelijke teatrale probleem dat de speelruimte in het Théâtre de la Balsamine stelt: een breedte van 4m bij een diepte van 60 of 70 meter! Uiteindelijk is dat gegeven een kapstok geworden, weer de hele voorstelling rond gebouwd is. Door een bewegende zitruimte, een vernuftige belichtingen de bewegingen van en naar de belendende ruimten op de meest onverwachte plaatsen krijgt "Ave Nue" een sterk filmisch karakter; je ziet verder dan je ogen je in de strikte zin toelaten.
Het gebruik van gaasdoeken die de speelruimte afschermen van de zitplaatsen geeft, door de lengte van de gang, het gevoel dat je in een camera obscura (of een Japans schimmenspel zo je wil) zit te kijken. Dat effect wordt soms versterkt door dias die erop geprojecteerd worden, of sterk tegenlicht waardoor je enkel schimmen ziet. Jan Ryckaert, de productiemanager bereikte met deze simpele middelen meer dan je voor mogelijk zou houden.
In die doos bewegen zich vier dansers, Steve Paxton, Patricia Kuypers, Eddy Vaes en Willy Thomas. Daarnaast loopt Guy Dermul vermomd als een gigantische hand rond. Daarmee is ook een van de motieven die door de voorstelling liep aangegeven; handen als gebalde vuisten, als kosterende schelp
Waar Paxton in zijn vroegere werk veel aandacht besteedde aan wandelen als "a range of nondance movement, a variety of non-hierarchical structures, relaxed and authoritative a sympathetic link between performers and spectators," zie je hier vooral veel hard lopen en opspringen, wellicht door de lengte van de gang. Zoals in "Bound" worden er weer voorwerpen, bv. lange planken, gemanipuleerd als uitbreidingen van of vreemd constructies t.o.v. het lichaam, waardoor de concreetheid van het lichaam naar voren komt.
En zoals in vorige producties zijn er op de achtergrond, als ondertoon bijna, weer heel wat verwijzingen naar het onderscheid natuur-cultuur, zonder dat dit thema expliciet wordt. In de klankband bv. hoor je een hond uit Bali blaffen, bijna met het geluid van een menselijke stem. Lacatus canis.
Als tegengewicht wordt bv. een deel van de muziek van de hand van Ryszard Turbiasz, op cello live uitgevoerd, met zang van Mieke Verdin en Katrien De Vos.
Toch is ook deze beschrijving bijna verraad plegen aan een werkstuk dat enkel als een verwarrende, onthutsende, maar ook heel aangename sensatie te beleven is. Paxtons criterium voor het beoordelen van werk van anderen is gewoon: Are they right in their work? Is it dance or a wrestling match? En als je dit vergelijkt met pogingen van anderen in deze richting kan je enkel zeggen dat Paxton "very right in his work is." (PJT)