Het theater van de geest
'Da's treurig, hé?'
'Van treurigheid kan ik soms zo genieten l Ja, ik vind eigenlijk heel vaak de trieste dingen het mooist'
'Ja, er is niks zo vervelends als een gelukkig iemand.'
'Op zich is geluk niet vervelend, maar het vormgeven is vervelend.'
'Vreselijk moeilijk.'
'Vreselijk moeilijk, ja.'
Jan D. /Grace
'Met iemand die de chaos totaal aanvaardt, valt absoluut niet te leven.'
'Nee, je moet orde in de chaos vinden.'
'Sommige mensen beleven het omgekeerd. Ze vertrekken van een orde. Nu ja, orde... Ze koesteren gewoon een illusie.'
'Ik heb altijd gedacht dat kunst orde in de chaos creëert. Terwijl politiek en macht in feite chaos in de orde brengen.'
Jan D./Viviane
'Een kopstoot...'
'Ja.'
'Dat is zeer negatief geduid, hé. Je zegt zelf dat je op een bepaald moment in je leven wordt geconfronteerd met grenzen. Want het zal altijd te maken hebben met...'
'Het heeft altijd iets te maken met...'
'... met iets definitiefs...'
'Ja.'
'Met grenzen, hé.'
'Ja.'
'En dan krijg je plotseling een soort van luciditeit.'
'Ja.'
'Wat dat ook moge betekenen. Maar per definitie verdwijnt het.'
'Ja, maar je hebt dan wel een stapje gezet.'
Jan D./Viviane
'Een grote familie, hé?'
'Nee, nee, nee.'
'Nee?'
'Nee.'
'Ik dacht echt dat Needcompany een familie is.'
'Ik stel mij daartegen te weer. In een familie ontbreekt het je aan vrijheid.'
'Er is de illusie dat het een grote familie is.'
'Nee, nee, nee, we doen ons werk en basta.'
'Patatboem.'
'Krakpatat-tsjakboem.'
Paul/JanD./Carlotta
'Ik vraag jou één woord. That’s it'
'Het mag maar één woord zijn?'
'Ja, één woord graag.'
'Ik heb iets in m'n hoofd, maar het is niet één woord, het zijn drie woorden. Maar het is eigenlijk wel... Het hoort bij elkaar.'
'Zeg drie woorden.'
'Gebrek aan liefde.'
Jan G./Mil
'Angst, gêne... Dat is mijn grootste probleem, maar niet alleen op de scéne. Dat is een levensprobleem.’
'Hebben angst en gêne met elkaar te maken?'
'Het zijn twee verschillende zaken. Gêne is je blootgeven aan de... Er zijn natuurlijk grenzen, maar, maar...'
'Laten we het over angst hebben.'
'Dat is mijn groot probleem. De angst die voortkomt uit een... nee, nee, maakt niet uit... minderwaardigheidscomplex, wat ik heel mijn leven heb gehad. Ben ik wel goed genoeg, niet alleen in het theater. Ben ik wel goed genoeg, in het dagelijks leven. Ben ik wel goed genoeg? Ik ben waarschijnlijk niet goed genoeg. Ik doe het weer niet goed, ik bega weer een flater. En de angst om dat telkens weer te ervaren is groot.'
Mil/Jan G.
***
'Luciditeit': streven naar helderheid, wijze van zelfonderzoek waarin men zich illusieloos tracht te verhouden tot de ethische noodzaak 'om in waarheid te leven'. Irrationaliteit van deze als absoluut aangevoelde morele plicht, onmogelijkheid om zichzelf lucide te noemen: mogelijkheid dat men de beoogde 'zelf-waarheid' niet kan bevatten. Of dat men ze niet zal kunnen uithouden of verdragen. Luciditeit impliceert bescheidenheid. Misschien is het vermogen tot waarheid, in de sterke betekenis van het woord, de mens niet gegeven; misschien beogen we een ultiem object dat ons voor altijd zal ontsnappen. Mogelijkheid van een God, desnoods als Zuivere Hypothese. Mogelijkheid van een Duivel die ons in naam van de moraal gedurig tot zelfonderzoek aanspoort op grond van de illusie dat 'ik denk'. Mogelijkheid om deze mogelijkheden te overwegen en de ruimte van het denken te theatraliseren. Mogelijkheid om elke gedachte te virtualiseren en het eigen denken als niets meer dan een mogelijkheidsmachine te beschouwen. Alleen het verstrijken van de tijd die voor de uitkristallisatie van een gedachte nodig is, kan absoluut heten. Denken is tijdverlies.
Het 'zelf is niets... én het vermogen om dit niets onophoudelijk te laten vollopen met gedachten, sentimenten, strevingen... Noodzaak van een geestelijke ascese, georiënteerd naar een letterlijk automatisch, anoniem denken. Noodzaak van absolute concentratie. Noodzaak om het bewustzijn in 'bewustheid' te transformeren. In een puur vermogen, in een zuivere kracht, in niets meer dan intensiteit. Noodzaak om te verlangen als een automaton.
De waarheid is... niets. Gat. Leegte. Bodemloosheid. Sacraal centrum. Denken zonder grond en ook dit inzicht niet als grond aanvaarden; denken dat men misschien überhaupt niet denkt maar in een peilloze diepte wegzinkt en de begeleidende bewegingen van de hersenen, waarvan de zelfgenoegzame nadrukkelijkheid per definitie verdacht is, ten onrechte voor gedachten aanziet. Bewustzijn dat de mogelijkheid van bewust-zijn bewust betwijfelt. Luciditeit eindigt keer op keer bij de contemplatie van paradoxen: voorbij deze grens begint de mystiek. Getuigt het wel van luciditeit om lucide te (willen) zijn?
De dood is... niets, en zo ook de zelfgekozen eenzaamheid, die een altijd ambivalente band met de dood onderhoudt: ze wankelt tussen omhelzing en daadkracht. De gerichtheid op het ultieme wil gewoonlijk nog één enkele ultieme daad stellen. Paradox van de zelfmoord. Altijd en overal verwachtingen. Over dingen, mensen, de toekomst. Zelfs over de dood koesteren we grootse verwachtingen. Altijd weer opnieuw die uitroeptekens, die een contingente ervaring of gedachte een schijn van importantie moeten verlenen. Altijd en overal die absurde talige dansen waarvan de choreografische nauwkeurigheid een onmenselijke oorsprong doet vermoeden.
Objectivisme, maar dan radicaal: iedere mens leeft en sterft alleen, in een onophefbare eenzaamheid waarvoor de tragische anonimiteit van het vlees nog steeds het beste beeld levert. Alleen in de reddende weergave van dit beeld verandert obsceniteit in luciditeit. Rembrandt als eeuwig voor-beeld.
Aanvaarding van de waarheid van het sociale: zichzelf wegcijferen ten voordele van anderen. Z'n rol spelen, de eigen persoon in de coulissen laten. Geen aanspraak maken op enige verdienste, de institutionele taken met toewijding en zorg uitvoeren - omdat ze berusten op een redeloos sociaal geloof in waarde, efficiëntie, nut. Gelovig ongelovig zijn. Beschaafde onverschilligheid paren aan gereserveerd engagement. Zich nooit ten volle uitspreken.
Schrijven en communiceren in het bewustzijn dat de taal slechts communicatie mogelijk maakt op voorwaarde dat men individueel niet begrepen wordt. De eigen woorden niet langer willen begrijpen. Onophefbare intransparantie van het bewustzijn. Zich daarom overgeven aan de anarchische manier waarop het met taal omgaat: springerig, tollend, verwoestend. Ultieme poging tot verzet tegen het fascisme van de taal, tegen haar gedurige moord op elke vorm van particulariteit - op de indifferentie van de realiteit. Nietig, tot mislukken gedoemd verzet. Stamelen, stotteren, prevelen, ten slotte zwijgen, en zo alsnog in de taal de waarheid van de taal tonen: Beckett.
U blijft dus volhouden dat uw geschriften enkel getuigen van, zoals u het zelf noemt, 'de geestesgesteldheid van de moderne ingenieur'?
'Ik ben een machine, een complex geheel van op elkaar afgestemde mechanische en digitale systemen. Het enige wat mijn gedachten van die van anderen onderscheidt, is een zeker timbre, een specifieke toon. Een welbepaald gezoem waaraan men langzaam maar zeker went. Voor het overige beschikt om het even wie over dezelfde machinale vermogens. Inhoudelijke verschillen zijn het gevolg van verschillende gebruikswijzen. Niet iedereen bezit het geduld om de talloze mogelijkheden uit te proberen van de machines waarmee men leeft en werkt.'
U verwijt de mensheid zoiets als metafysische luiheid?
'Neen. De meerderheid der moderne mensen heeft de meest formidabele schepping van de mensheid, de techniek, nog niet voldoende geassimileerd. De modale mens wil zijn innerlijk juist vrijwaren van de mogelijkheid van een radicale objectivering. Zelfonderzoek gaat hem slechts aan voor zover het hem in staat stelt "ik" te zeggen. Overigens is dit alles volstrekt onbelangrijk.'
Hoe beoordeelt u dan de waarde van uw geschriften?
'Mijn werk is een poging om zonder dramatiek, misschien uit niets meer dan ongepaste nieuwsgierigheid, de mechanica van de geest te doorgronden. Anderen onderzoeken de mechanica van het genot, nog anderen die van de taal en het schrijven. Deze configuratie volstaat.'
IJdelheid is u totaal vreemd?
'In de alledaagse omgang met mijn medemensen, vooral die van het vrouwelijke geslacht, heb ik mij meer dan eens aan gekunsteldheid bezondigd. Mijn geweten heeft zich altijd snel ontlast gevoeld door de vele ogenblikken waarin ik met de eenvoud van een cartograaf mijn werk heb gedaan.'
Maar waarom al die inspanningen? Wat beoogt u toch?
'Een minimum aan bestaanskunst, in de hypothese dat tussen het leven en de kunst geheime raakvlakken bestaan.'
Ons verlangen geldt nooit de waarheid: het wil altijd het Ware (het Goede, het Schone). Verlangen is verlangen naar hoofdletters. Genotvol is enkel die gedachte die zichzelf een aura van absoluutheid weet aan te meten. Alleen het ultieme gaat ons echt aan: de Waarheid is noodzakelijk de laatste waarheid; ze zal alle andere mogelijkheden en hypothesen vernietigen, zodat het denken zich op het ogenblik van de verwoording ervan tot de eeuwige herhaling van één zelfde frase veroordeelt. Wat wij verlangen is altijd en overal: een Einde - die bliksemschicht van Waarheid, Goedheid of Schoonheid die de tijd voorgoed stilzet en elk leven in een perfecte vorm doet stollen. Erfzonde van de mens: na zo'n flits ontwaken in een wereld boordevol mogelijkheden. Opnieuw de last van keuzes, preferenties, vrijheden: 'De Messias bestaat slechts als seconde.' Elke momentane dood is een stompzinnige vorm van zelfbedrog: genot ter compensatie van idiotie.
Bewuste affirmatie van een seconden-bewustzijn waarin zelfverlies samengaat met pathetisch gespartel; waarin het moment van verlossing tevens de overgang naar een toestand van lichamelijke belachelijkheid markeert; waarin het bestaan fractaal wordt opgeheven ten faveure van een maalstroom van chaotische sensaties, een vormeloos niets. Waarin het bewustzijn een ogenblik lang hapert en zichzelf vervolgens verdoemt tot de misvatting dat het gebeurde een moment van eeuwige gedachteloosheid was. Misschien was er enkel sprake van een onmetelijke gedachtesprong, een uitgerekt interval waarin niets van betekenis plaatsvond, waarna de afgebroken zelfcommunicatie verder loopt. 'Waar waren we ook weer gebleven? O ja...' Onbeduidende storing van de zichzelf corrigerende machine.
Ultieme grens van elk verlangen naar het ultieme: de objectale wereld, de dingen die hic et nunc het lichaam weerstand bieden. In de onverschilligheid van de dingen een onbereikbaar ethisch ideaal herkennen.
Distantie. Zwijgend weten. Alles doordringend besef van tevergeefsheid en daarom doen wat moet worden gedaan. Wat zich als plicht aandient. Moraal zonder woorden. Deugdzaamheid. Kunst maken, en weten dat men een lijk balsemt. Trouw zijn aan één enkel iemand op een volkomen onromantische wijze, nooit denken dat de andere een altoos begrijpend alter ego is: trouw zijn aan een vreemdeling. Denken en leven zonder illusies, en uiteraard rekening houden met de mogelijkheid dat men zo de gevangene van een ultieme illusie is. Altijd de meest onmogelijke mogelijkheid overwegen; altijd het gaatje in een fascinerende gedachte, de wonde in het perfecte lichaam zien. Geciviliseerde ijzigheid. 'Verfrorenheit'.
Afkeer van de vanitas, liefde voor de flits van inzicht die het zelfbewustzijn vernedert; afkeer van het gewilde, de polemiek, het gebabbel: liefde voor het masker dat niets verbergt; afkeer van iedere vorm van nadrukkelijke openbaarheid, liefde voor diegenen die geduldig blijven gokken op een kortstondig ogenblik van zelfbegrip, een moment van initiatie in het geheim dat ze zijn. We zijn met weinigen; we herkennen elkaar aan gebaren en intonaties. Aan een fundamentele reserve in elk enthousiasme: iedere overgave wordt met onverschilligheid vergoed. Dwars door alle denkbare sociale scheidslijnen heen bestaat een wij dat een naamloos verbond omschrijft - dat zich in het geheim geketend weet door een idioot zwijgen, een onuitspreekbare weigering, een onmogelijke gewelddadigheid. Uit de asse van dit onbenoembare collectief zal ooit een ster verrijzen die de wereld verblindt. Haar voorafschaduwing vindt deze ster in elk kunstwerk dat ons tot stomheid veroordeelt.