Schimmenspel: Essays over de hedendaagse onwerkelijkheid
Inhoudstafel + woord vooraf
* De meeste teksten in het boek Schimmenspel werden reeds eerder gepubliceerd in tijdschriften of boeken. Bijna alle teksten werden voor dit boek grondig gereviseerd. Op de Sarma website worden de teksten opgenomen zoals gepubliceerd in het boek Schimmenspel.
* Het woord vooraf is gericht aan Jan Lauwers, artistiek directeur van Needcompany. Een verkorte versie werd, met een brief van Lauwers zelf, in de catalogus van Documenta X (1997) opgenomen. De thans voorliggende versie verscheen in Etcetera (1997, nr. 61).
* De tekst werd voor het eerst gepubliceerd in 1992 en vervolgens in 1997 opgenomen in het boek "Schimmenspel: Essays over de hedendaagse onwerkelijkheid".
* Op de achterflap: "Schimmenspel bundelt de belangrijkste essays van Rudi Laermans van de voorbije jaren. Ze documenteren een denkweg die in retrospectief van meet af aan een duidelijke richting bezat. Voortdurend stellen ze de vraag: hoe werkelijk is werkelijk?"
Inhoudstafel
Woord vooraf (een brief)
Deel 1. De idee van de stad
- De romaneske stad. Over de anonimiteit van het persoonlijke
- Geen uitgang! Over de neo-stedelijkheid van malls en winkelcentra
- De tuinen van het publieke leven. Over steden en openbare ruimten
Deel 2. Looks
- De mannequin-maatschappij. Over ‘lijf-stijl’ en lichamelijkheid
- De dood van de jeugd. Over adolescente jongeren eeuwig jeugdigen
- Protagonismo! Protagonisme? Over de modieuze status van sociale status
- De tempel van het lichaam. Over het onbewuste van het gereinigde lichaam
Deel 3. Lichaamsbeelden
- De aangekondigde dood en haar kortstondig hiernamaals. Over de grenzen van het voorstelbare in het scenografisch werk van Jan Fabre
- Het onmogelijke modernisme van Merce Cunningham. Notities na 'Ocean'.
- Lichaamskunst op de rand van theater. Over het werk van Meg Stuart.
Epiloog
De noodzaak van theater vandaag. Over het scenisch onzichtbare.
Verantwoording
**
Woord vooraf (een brief)
Beste Jan,
Een redeloze maar dwingende ervaring gebiedt mij te zeggen dat de werkelijkheid enkel als beeld een zekere noodzakelijkheid verkrijgt. Steeds weer opnieuw word ik door beelden overvallen, vaak op de vreemdste momenten: afdwalende blik die plots wordt getroffen, alsof hij aan iets blijft vasthaken en zich vervolgens verliest in een obsessief staren. Het zien is dan een niet-zien, het bekeken beeld een zuiver oppervlak zonder diepte of betekenis. Wat ik nu juist waarneem, doet er eigenlijk niet toe. Beslissend is veeleer de ervaring dat het beeld mij interpelleert: letterlijk een ogenblik lang verandert de wereld in een beeld dat mij aankijkt. ‘Men zou kunnen menen dat zulke beelden het vluchtigste zijn dat er bestaat, maar het hele leven is op een bepaald moment in zulke beelden opgelost, ze zijn het enige dat op de levensweg staat, het enige waarlangs die gelopen schijnt te zijn, van het ene naar het andere, en het lot heeft geen gehoor gegeven aan besluiten en ideeën maar aan deze geheimzinnige, half onzinnige beelden’ (Robert Musil).
De hedendaagse beeldcultuur is iconoclastisch; ze wil de magie van het beeld nu eens temmen, dan weer verbrijzelen. Dag na dag offreert ze ons bijna-beelden die onderling verwisselbaar zijn en daarom nooit een dwingende kracht bezitten. Hun verschijnen is van de orde van de verleiding: alles constructie, effect, maaken maatwerk. Deze beelden krijgen als het ware nooit de kans om gezicht te worden en zélf te zien, voor ze op hun beurt worden aanschouwd. Daarom kan men ze wel bekijken, zelfs genieten, maar nooit ervaren: de blik verliest er zich niet in zoals in een andere blik.
De twintigste-eeuwse kunsten hebben de paradoxale vernietiging van de aura van het beeld in de moderne beeldcultuur gepareerd met een gedurig geherdefinieerde Metafysica van het Beeld. Alle moderne kunst van betekenis bezit een beeldend karakter en poogt de intensiteit van het woordeloze esthetisch te redden. Wie thans op een interessante manier met kunst bezig is, houdt zich op in die schemerige tussenzone van het imaginaire waarin een werkelijkheid (woorden, lijnen, bewegingen, klanken,...) stolt tot een beeld dat de blik tot terugblikken aanzet tot de machteloze overgave van een gefascineerd toekijken.
In 'goede' of 'juiste' beelden wordt de wereld een seconde lang tot stilstand gebracht. Zo'n beelden kennen tijd noch logica: ze breken op de tijd in, en creëren een zone van eeuwigheid. Als zodanig redden ze de wereld van haar eigen onverschilligheid: in een 'juist' beeld verandert de werkelijkheid in een portret dat ons aankijkt. Alle interessante kunst is dan ook portretkunst.
Hartelijke groet,
Rudi Laermans