Klapstuk opent sterk

De Standaard 14 Oct 1999Dutch

item doc

Een mooiere openingsvoorstelling dan het tweeluik ‘Double Point’ van choreograaf/danser Emio Greco en zijn vaste regisseur Pieter C. Scholten had Klapstuk‘99 zich wellicht niet kunnen wensen. Want Greco behoort tot het soort kunstenaars die in essentie steeds hetzelfde fundamentele gebaar stellen, zonder dat je er ooit genoeg van krijgt.

‘Double Point’ is een tweeluik: het eerste deel, ‘One’, is een solo die speciaal gecreëerd werd voor Klapstuk. ‘Two’ ging zowat een jaar geleden in première in Den Haag en is een duet met de Spaanse Bertha Bermudez Pascual die eerder danste bij gereputeerde choreografen als Forsythe of Nacho Duato. De twee delen zijn los-vast met elkaar verbonden door een gemeenschappelijk uitgangspunt: de weerstand tegen of de synergie tussen een danser en de muziek of zijn danspartner. In ‘One’ kiest Greco een wel zeer verraderlijke tegenspeler: de ‘Bolero’ van Ravel, die nagenoeg onbewerkt gespeeld wordt. Bolero is een van die muziekwerken die haast automatisch een bepaalde dansvorm suggereren. Het lijkt echter wel alsof Grecos lichaam protesteert tegen dat automatisme, en schutterig, trillend en tastend een meer gepaste reactie zoekt. Nogal ironisch worden de laatste maten van de Bolero, met volledig orkest, overstemd door het geluid van kanonschoten, gevolgd door dat van een vuurwerk, terwijl Greco op een stoeltje neerzijgt.

Zit de spanning bij ‘One’ voor een groot stuk in de verrassende respons van de danser op een overbekend muziekwerk, in ‘Two’ gaat het om de verschillende reacties van twee briljante dansers op een zelfde muziek, een zelfde danspartituur en elkaar. Bij de aanvang evolueren de dansers helemaal los van elkaar. Greco belandt links opzij van de scène, en reageert heftig op het pompende ritme van de elektronische muziek. Bermudez Pascual staat, met de rug naar het publiek, helemaal achterin de scène. Haar bewegingen spelen in op achtergrondlagen in de muziek. Vergeleken met het bijna animale van Greco’s uitbarsting zijn ze veel trager, beheerster, preciezer. Op een bepaald ogenblik komen de twee dansers echter heel dicht tot elkaar, en alsof er een vonk overslaat, bewegen ze plots unisono.

Tenminste, ze voeren samen nagenoeg dezelfde bewegingen uit. Maar je krijgt de indruk dat het Greco is die leidt, en dat de volgorde van de bewegingen niet helemaal vastligt, zodat zijn partner aanhoudend op haar uiterste qui vive moet zijn om de juiste volgreflex te hebben. Omdat de dans vaak heel snel verloopt, verleent dat een sterke suspense aan het gebeuren. Het meest boeiende aan dit spektakel is echter de ongemeen sterke persoonlijkheid die beide dansers vertonen. Daardoor treden er, zelfs als ze, technisch gesproken, precies hetzelfde gebaar maken, enorme verschillen op tussen beiden. Verschillen in kracht, precisie, lijn van de bewegingen. De ene hoekiger en bruusker, met een schichtig verspringend hoofd, de andere ronder, meer afgewogen, meer vloeiend. En dat is iets wat niet meer in woorden te vatten is.