Werk / Some Work. Benjamin Verdonck

Etcetera 1 Feb 2009Dutch

item doc

Contextual note
Deze recensie verscheen in Etcetera, jg. 27 nr. 115, febr. 2009, p. 63.

In de lente van 2006 belde de postbode aan om een ietwat buitenmatige brief te bestellen. Onder het motto “I’m an artist now” bedankte Benjamin Verdonck iedereen die hem gesteund heeft toen hij nog niet voldoende symbolisch kapitaal had vergaard. “This writing is my first work as a recognised autonomous artist / in full residence / it seems pathetic to me / the work I think not the residence / I don’t really know how to deal with the situation yet.” Hoewel theatermaker en beeldend kunstenaar Verdonck een fervent brievenschrijver is, werden die brieven tot dusver zelden als een integraal deel van zijn oeuvre beschouwd. Zijn die brieven misschien eerder aanlopen tot, bedenkingen bij, reflecties over het werk dan werken als dusdanig? Precies die vreemde tussenpositie reveleert een centrale spanning in Verdoncks kunstenaarschap, dat geregeld schippert tussen het claimen van de belangeloze artistieke ingreep en een teveel aan politiek bewustzijn. Welke positie neemt de kunstenaar in, van waaruit spreekt hij?

Het kunstenaarsboek Werk / Some Work documenteert Verdoncks oeuvre in de volle breedte, niet minder dan 120 projecten (met gedetailleerde credits achteraan) over 450 pagina’s, schitterend vormgegeven op groot formaat. Aan de hand van talrijke foto’s, tekeningen, uittreksels van theaterteksten, reflecties bij werkprocessen, dagboeken bijgehouden tijdens langlopende projecten, brieven en filmfragmenten (op de bijgevoegde DVD) schetst Verdonck zijn artistieke traject met handgeschreven toelichtingen, waarbij zijn theaterwerk, performances in de publieke ruimte, beeldend werk, verzamelingen en activisme voor het eerst in een totaalverband komen te staan. Maar dat ‘totaalverband’ is geen afgelijnde poëtica of ‘uitleg achteraf’, Werk / Some Work is eerder een uitnodiging tot grasduinen: het blijft aan de lezer om de documenten, materialen en motieven uit Verdoncks werk te ontdekken en te verbinden.

De opgenomen brieven aan collega-kunstenaars, overheden, producenten en critici zijn een dankbare leidraad doorheen het boek, omdat ze Verdoncks poëtica verduidelijken. In brieven aan de Beoordelingscommissie voor Nederlandstalige Dramatische Kunst (febr. 2002) en een polemiek met theatercriticus Wouter Hillaert (mei 2005) politiseert Verdonck de grenzen van en tussen disciplines, haast als een vorm van institutionele kritiek in het verweer tegen verwachtingspatronen en ‘nuttige’ kunst. “Ik heb de afgelopen tijd getracht mij afzijdig te houden van poholitieke uitspraken en stellingnames en getracht een handelen en praktijk te ontwikkelen die weerstand biedt vanuit mijn werk zelf. Uw schrijven echter dwingt mij weerwoord te bieden. (…) Het baart mij zorgen dat de kunsten plaats zouden moeten maken voor iets met een duidelijker omkaderde en leesbare nutsfunctie: het debat, de relevantie.” Op verschillende plaatsen wijst Verdonck erop dat zijn werk niet vanuit kritiek wil opereren, maar in abstracte zin systemen tot het uiterste doordenken, mogelijkheden creëren en gebaren stellen, “als daad van verzet, als voorstel, als mogelijkheid.” Politieke statements en uitleg dienen opgeschort om het gebaar voor zich te laten spreken – of ze worden zelf tot gebaar in de vorm van schreeuwerige, ironische collages.

De meest typische ‘brieven’ zijn in die zin misschien wel de collages met nieuwjaarswensen of de verzameling gevonden rondellen, die voorzien van kaartjes met beschrijving van de vindsituatie een tweede leven genieten als flessenpost. “Onmiddellijke identifikatie 20.10u woensdag 22 september 2000 op de Groote Markt in Haarlem waar ik iemand in gevangenisplunje zie met oranje gekleurd gezicht die op een stenen bal probeert te staan en iemand die totaal v/d kaart in de McDonalds een watertje drinkt en reclame v/e Australische hamburger en (…).” Of: “SMAK dinsdag 22 januari 2008 Gent. In de zaal van het werk van MacCarthy waar het roze varken lag te slapen op een werkbank was 1 muur uitgezaagd in de zaagsnede op de vloer ik buk mij voorzichtig om bij de (…).” Gefotografeerd liggen die rondellen met kaartjes als objecten in het boek, zonder verdere omkadering. Zo vergaat het overigens heel wat materialen in Werk / Some work: ze moeten voor zich spreken. Al wacht Verdonck zelf misschien ook geduldig op het moment dat hij zijn eigen fascinaties voor het object en het verzamelen, voor het knutselen en het bouwen weet te duiden. Terugblikkend op een voorstelling schrijft hij in 2002: “ik herinner mij zenuwachtig worden omdat er nog zeven dagen overbleven en het nog niet duidelijk is hoe het verhaal van georges perec en de kaartjes aan mijn rondellen zich tot elkaar zouden verhouden.” Vandaag zijn het nog steeds losse eindjes, zoals die prachtige collectie gevonden touwtjes op pagina 256.

In een brief aan Geert Opsomer van Campo geeft Verdonck nog een cluster van vragen aan, omtrent de verhouding tussen kunst en leven: “dat bovenal ik goed wil leven en niet mijn leven opzijzetten ten behoeve van mijn kunstproductie.” En: “Hoe dus kan niet alleen mijn werk sociaal geëngageerd of gerelateerd zijn maar ook het scheppen en het leven daaromheen.” Ook in Werk / Some Work spreekt Verdonck uiteindelijk vanuit zijn werk, dat vanzelfsprekend met zijn leven verknoopt lijkt.

Neem de vele taarten, gebakken voor familie, vrienden en buren, of voor toeschouwers in 313/Misschien wisten zij alles (2004). Appeltaart, chocoladetaart, kaastaart, amandelcake, bananentaart, een verjaardagstaart met chocolade, lychees en mandarijntjes, een ongebakken en een gebakken rabarbertaart: in Werk / Some Work zijn heel wat foto’s opgenomen, maar geen recepten. Een taart is immers een gebaar, bakken en geven in één. Een taart behoeft geen uitleg, maar verbindt mensen en maakt verhalen los. Een taart kan uitnodigen tot gulzigheid, belichaamt zelfs het potentiële geweld dat sluimert in sociale situaties – zoals ook Toon Tellegens dieren weten. Waar brieven nog te veel woorden bevatten, lijken taarten zonder meer in staat de uitleg op te schorten – ze spreken voor zichzelf én voor de kunstenaar.

Verdoncks strategie om het eigen discours op te schorten, lijkt ook een politieke belofte in te houden: ze geeft het recht van spreken door aan anderen, letterlijk. In een project als Bara/ke (2002) zijn dat de verhalen van voorbijgangers en omwonenden van het Brusselse Baraplein, waarbij het werk als een baken de veelal onopgemerkte narrativiteit van het dagelijks leven markeert. Prachtig is ook de brief (compleet met appeltaartje en scherp mes in een postpac) aan collega-kunstenaar Thomas Hirschhorn, waarin Verdonck schrijft dat hij zijn werk en zijn spreken erover bewondert, maar tegelijk bekent eigenlijk niets te vragen of te bespreken te hebben. Dus nodigde hij in de plaats enkele vrienden uit om te komen eten. Als vanzelf bracht de chocoladetaart het gesprek op de ‘goesting van het maken’ en de vraag of kunst dan echt wel elitair is. Niemand lijkt van kunst wakker te liggen, waarna Verdonck alsnog het woord neemt: “Maar waarom praten wij er dan over? Ik heb jullie toch niks gevraagd? Wij hebben samen gegeten en jullie vonden het de moeite om heel de avond over bezig te zijn.”

Werk / Some Work. Benjamin Verdonck, Benjamin Verdonck et al (red.), CAMPO / MER Paper Kunsthalle, z.pl., 2008. Bestellen via www.campo.nu