Hoe verbeelding dans wordt

Emio Greco met solo in het Stuc

De Standaard 27 Feb 1997Dutch

item doc

Niet zo lang geleden trad danser Emio Greco nog op in een werk van choreograaf Saburo Teshigawara, maar zijn absolute ‘moment de gloire’ waren zijn optreden bij de dansvoorstellingen van Jan Fabre. Zijn wellustige belichaming van een duivel, of de verbluffende weergave, tot in de laatste spiervezel, van de doodsstrijd van een paard in ‘Da un’altra faccia del tempo’ zijn memorabele danshoogstandjes. Samen met regisseur Pieter C. Scholten waagde hij zich afgelopen jaar aan een solo-voorstelling, ‘Fra cervello e movimento – bianco’, die nu in Belgische première bij Klapstuk te zien was.

De titel van deze voorstelling verwijst naar de relatie tussen het brein – cervello – en de beweging. Elke danser zal je inderdaad zeggen dat dansen niet zomaar een technische aangelegenheid is, waarbij voldoende oefenen op de duur de juiste automatismen teweeg brengt. Het vergt een bepaalde verbeelding, een bepaalde mentale inspanning om een bewegingsfiguur te laten overtuigen. Zoals hij bij Fabre al bewees is Greco daar een meester in.

De voorstelling opent met een verblindende lichtflits in het donker. Na deze overdonderende openingszet wordt de volledig witte scène langzaam uitgelicht. In de achtergrond verschijnt Greco’s hoofd, met kersen achter zijn oren, van achter een wit zeil. Hij lijkt onzeker poolshoogte te nemen vooraleer hij echt zijn opwachting maakt, in een kort, wit harig kleed tot net boven zijn knieën. Hij probeert stuntelig enkele klassieke passen uit, maar het gekke is dat zijn hoofd als het ware los staat van zijn lichaam. Nerveus draait het omhoog van links naar rechts, terwijl de lippen prevelen -alsof de danser zich probeert te herinneren hoe het hem geleerd is. De kortsluiting tussen het hoofd en het lichaam brengen een potsierlijke dans voort. De saterachtige verschijning die schijnbaar verwijst naar beroemde balletvoorbeelden faalt hier jammerlijk. Aan die toestand komt pas een einde als Greco de kersen in zijn ogen stopt. Hij sluit zich af van de buitenwereld en volgt alleen zijn innerlijke verbeelding kan je je indenken. En van dat ogenblik af doorloopt hij een bijzonder intrigerende reeks metamorfoses.

De eerste daarvan, en in zeker opzicht ook de meest indrukwekkende, is die van een haan. Het duurt enkele ogenblikken vooraleer je het vreemde geflapper met armen en benen, en – alweer – het nerveuze draaien van het hoofd met een starre blik kan thuisbrengen. Maar als Greco enig gekakel voortbrengt is er geen twijfel meer aan welk dier hij toont. Hij doet dat zo overtuigend dat je bijna vergeet dat hier een mens aan het dansen is. Dadelijk daarna verandert hij echter volledig van register: met een pruikje op het kale hoofd, en nog steeds in zijn wollen kleed, vliegt hij als een volleerd musical-danser wervelend over de scène op de tonen van een vlot rockende song. Dit show-nummer is als een soort intermezzo: het lijkt zeer indrukwekkend, maar eigenlijk wordt dit soort dans op automatische piloot gemaakt, schijnt de voorstelling te suggereren. Greco maakt het zich hierna heel wat moeilijker. Een keer door zijn handen onafhankelijk van zijn lichaam te laten bewegen, een andere keer door de voorstelling gewoon stil te leggen. Vriendelijk verzoekt hij het publiek een beetje naar links en rechts te kijken of het programma te lezen. Ondertussen concentreert hij zich, met zijn rug naar het publiek op een volgende dans. Deze finale, gevolgd door een nogal komische interpretatie van Brels “Ne me quitte pas” toont het hele arsenaal van Greco’s kunnen. Een uiterste beheersing van elke spier en elke beweging, die hem toelaten de meest onverwachte beelden en houdingen tevoorschijn te toveren met een schijnbaar vanzelfsprekend gemak. In deze finale legt het brein blijkbaar geen beperkingen meer op aan het bewegen, maar ontstaat juist een wonderlijke synergie tussen beiden. De precisie van bewegen wordt een rechtstreeks uitvloeisel van de rijkdom van de dansende verbeelding.