Langs de grenzen van de verbeelding
De samenwerking van de Amerikaanse choreografe Jennifer Lacey en de Franse beeldend kunstenaar en scenografe Nadia Lauro sinds 2000 leverde een veelkantig en eigenzinnig oeuvre op met voorstellingen als $Shot, Châteaux of France, This is an Epic en Mhmmmm, naast kleinere projecten, waaronder videowerk en een reeks manga’s. De Franse critica Alexandra Baudelot neemt als eerste dit werk grondig onder handen in een uitvoerig essay, rijkelijk geïllustreerd met kleurfoto’s. Het weerbarstige werk van Lacey en Lauro zoekt niet zozeer naar een eigen vocabularium, maar benadert de scène als een plek waar sociale en culturele representaties van lichaam en gender aan analyse, deconstructie en transformatie worden ontworpen, wat telkens in een aparte vorm resulteert. Die singulariteit is dan ook het uitgangspunt van Baudelot: ze ontwikkelt haar analyse vanuit de voorstellingen zelf, met slechts een minimale historische en theoretische kadering, maar met eens te meer aandacht voor hun actuele relevantie en kritisch potentieel.
Lacey en Lauro ensceneren lichamen die schipperen tussen de historische theatraliteit van de bühne en de theatraliteit waar ze dagelijks deel van uitmaken in onze spektakelmaatschappij. Dans is voor hen een studie van lichaamsrepresentaties, culturele codes, schrifturen en kijkkaders, waartoe ze gretig gebruik maken van populaire genres die de contouren van een hedendaagse mythologie aangeven: pornografie, horrorfilms, manga’s, tv-soaps, foto-roman, mode. Eens uit hun context gerukt, worden die op de scène materiaal voor de constructie van alternatieve lichaamsbeelden. Baudelot staat stil bij de choreografische en dramaturgische strategieën waarmee Lacey en Lauro clichés als het ware neutraliseren, om ze vervolgens weer op te laden met complexe en dubbelzinnige energieën, waarin het artificiële en het reële, het beeldmatige en het organische, het publieke en het intieme zich met elkaar vermengen.
In dezelfde redeneertrant gaat Baudelot in op gender als sociale constructie, maar ze zoekt het politieke karakter van het werk vooral in een alternatieve notie van gemeenschap. Populaire personages die in het werk een ‘tweede adem’ vinden, soms letterlijk in de vorm van zombies of spoken, zijn een bonte menigte die een traditionele notie van gemeenschap onder druk zetten: ze omarmen immers versnippering en mogelijkheidszin in hun zoektocht naar andere lichaamsrepresentaties en potentiële dansesthetica’s. Het is een menigte die de grenzen van onze culturele verbeelding slecht in een reeks liminale praktijken. De weerspannigheid van Lacey en Lauro ligt geenszins in de politiek-correctie analyse, wel in het verkennen van een taal die nog uitgevonden moet worden, die tegelijk stuitend nabij en onpeilbaar veraf ligt.
Materie
In 2003 werkte de Franse choreografe Odile Duboc aan een reconstructie van haar Projet de la matière uit 1993. Dat was destijds een sleutelvoorstelling, omdat ze nieuwe manieren van werken introduceerde die in Europa nog nauwelijks gangbaar waren. Het stuk was geen ‘geschreven’ choreografie, maar een reeks improvisaties waarin de dansers vanuit specifieke bewegingskwaliteiten de materie trachten te verbeelden (water, lucht, aarde, vuur). Om dat abstracte gegeven te exploreren en tastbaar te maken, kregen zowel de artistieke medewerkers als de dansers een grote vrijheid in deze creatie. De danswetenschapper Julie Perrin werd in 2003 uitgenodigd in de studio om het werkproces dat aan de herneming voorafging te documenteren. Dat resulteerde in een boek met DVD, een opname van de voorstelling verzorgd door Laszlo Horvath.
Perrin beschrijft uitvoerig het dramaturgische bronnenmateriaal, voerde gesprekken met dansers en artistiek medewerkers, neemt impressies van de voorstelling op en gaat in op de problematiek van herinnering en herneming. De vertaalslag van een literaire verbeelding (Blanchot en Bachelard) naar een nieuwe danstaal komt zo goed tot zijn recht, maar wel erg gedetailleerd. Projet de la matière zet een klassiek vormbegrip onder spanning in zijn poging het vormeloze en onbegrensde te verbeelden. Ook hier zijn dus de grenzen van de verbeelding in het geding, een inzicht dat Perrin tastbaar maakt via dramaturgische observaties en gesprekken met dansers. Gelukkig doet ze soms ook een suggestie om dit alles kunsttheoretisch te kaderen, want een goed deel van het boek is weinig toegankelijk voor wie niet met dit werk vertrouwd is.
Alexandra Baudelot, Jennifer Lacey & Nadia Lauro: Dispositifs chorégraphiques, collection Nouvelles scènes, Dijon: Les presses du réel, 2007, 144 pp., 25 euro, ISBN 978-2-84066-184-9
Julie Perrin, Projet de la matière – Odile Duboc: Mémoire(s) d’une oeuvre chorégraphique, collection Parcours d’artistes/Nouvelles scènes, Pantin: Centre national de la danse/Dijon: Les presses du réel, 2007, 208 pp., 30 euro, ISBN 978-2-84066-201-3
Info: www.cnd.fr en www.lespressesdureel.com