De grenzen van het bedenkelijke
1.
Onder de lichtjes ouderwets klinkende titel Het bedenkelijke bundelde Stefan Hertmans recent een reeks spitante gedachten 'over het obscene in de cultuur' (dixit de ondertitel)1. Op het eerste gezicht gaat het om nogal disparate beschouwingen over heel uiteenlopende onderwerpen. Zo schrijft Hertmans onder meer over het fenomeen peepshow, over Jan Fabres enscenering van de mannelijke lustmachine in Zij was en zij is, zelfs (op zijn beurt geïnspireerd door Marcel Duchamps beruchte Grand verre), over 'de affaire-Dutroux' en 'de zaak-X', over de gratuite gewelddadigheid van True Romance (de veelbesproken film van Tony Scott naar een scenario van Quentin Tarantino), over Hans Baldung Griens bekende schilderij De schoonheid en de dood, over de thans wijd en zijd verbreide afkeer voor het verouderende lichaam, en over de mannelijke obsessie voor het duistere en afgeslotene (voor 'la maison close'...). De rode draad die al deze beschouwingen alsnog bij elkaar houdt, zelfs tot een coherent geheel verweeft, heeft alles te maken met de tweede betekenis van het woord bedenkelijk. Want, als obsceen ingeschaalde cultuuruitingen geven altijd ook te denken. Ze vormen even zovele denk‑raadsels waarmee het denken niet meteen raad weet. Juist daarom slaat dat in de confrontatie met aanstootgevend bevonden voorstellingen of handelingen al snel een moraliserende toon aan. De uitdaging van het bedenkelijke aan het denken zélf wordt dan bewust vermeden door het obscene als een immoreel en abject, niet langer denkwaardig 'object' af te schilderen.